← Terug naar alle artikels

Wat politici kunnen leren van ondernemers … en omgekeerd

(Uittreksel uit het boek ‘Burgerdienst in de Wetstraat’ : meer informatie – klik hier)

klik op het beeld om de ingesproken boodschap te horen

Wat politici kunnen leren van ondernemers

‘Moest ik in mijn bedrijf hetzelfde doen als de regering doet, het was al lang failliet’, hoor je wel eens ondernemers verzuchten. Vaak gevolgd door een andere klassieker: ‘We moeten het land runnen als een bedrijf.’

Hoewel er wel iets te zeggen valt voor die eerste vaststelling, is het onzinnig om een land en een bedrijf met elkaar te vergelijken. Een land is vele keren complexer, de politiek heeft veel meer stakeholders (elke burger, elk bedrijf, elke belangengroep,…) dan eender welk bedrijf. Ondernemers kunnen razend succesvol worden door één probleem voor één doelgroep te lossen. Beleidsmakers moeten elke dag 1001 problemen zien op te lossen. Daarbij moeten ze ook nog eens schijnbaar onverzoenbare tegenstellingen op een of andere manier toch zien te verzoenen.

Je kan je om te beginnen afvragen of het een groot probleem is dat er zo weinig ondernemers de stap zetten naar de politiek (en er hun draai vinden). Heeft de politiek zo’n grote nood aan ondernemers? Ik denk absoluut van wel. Ik merk dat aan beide kanten van het spectrum nog te veel clichés, vooroordelen en karikaturen leven. Politici en ondernemers kennen elkaars wereld onvoldoende, en hebben daardoor te weinig begrip voor elkaars uitdagingen. Ze kijken allebei te weinig over het muurtje.

Ik denk ook dat het bedrijfsleven en de politiek elkaar kunnen versterken. Ondernemers zijn de motor van onze welvaart. Als we die willen behouden en versterken, hebben we dus méér ondernemerschap nodig. Hoe je het ook draait of keert, de politiek speelt een cruciale rol in het maken of kraken van een vruchtbaar ondernemersklimaat. Laten we de beslissingen die zo’n grote impact hebben op ondernemers en ondernemingen enkel en alleen over aan de carrièrepolitici en de juristen die vandaag het parlement overheersen?

De politiek kan wel wat meer ondernemerschap en gezond verstand gebruiken. En wat meer bedrijfscultuur. Elk bedrijf werkt anders en die aanpak is niet zaligmakend. Je kan de manier waarop bedrijven functioneren zoals gezegd ook onmogelijk één op één kopiëren naar de Wetstraat. De belangen en de doelstellingen zijn anders. Een bedrijf is geen democratie (laat dat misschien reden nummer één zijn waarom er zo weinig ondernemers hun draai vinden in de politiek)

Maar er zijn toch een aantal dingen die de politiek kan opsteken van ondernemers en ondernemingen.

Minder, maar beter

‘My success, part of it certainly, is that I have focused on a few things.’ Dat citaat van Microsoft-oprichter Bill Gates vat heel goed samen wat de meest succesvolle ondernemers en ondernemingen met elkaar gemeen hebben. Focus. Ze kiezen wat ze willen doen en wat ze niét willen doen, en ze proberen vervolgens de allerbeste te zijn in waar ze zich op focussen. Een overheid is er voor al haar burgers en kan zich zo’n enge focus natuurlijk niet permitteren. Maar in ons land gaan we wel heel erg ver in de interpretatie van de taken die een overheid moet vervullen.

Moet de overheid elk risico in de samenleving afdekken en u altijd en overal bij het handje houden? Voor mij is het antwoord overduidelijk: néé. Zonder te vervallen in het cliché van de 19e eeuwse nachtwakersstaat, (waar de overheid enkel moet instaan voor de openbare veiligheid en het leger ) moet de overheid stoppen met zich te moeien met élk aspect van ons dageliks leven. Een overheid moet niet voor bank spelen, zelf postpakketjes versturen of een telecommaatschappij runnen. Ze moet al helemaal geen hamstercoördinatoren aanstellen en voor vanalles en nog wat cheques en premies uitdelen. Zo creëert ze zelf verwachtingen die ze nooit ofte nooit kan inlossen. Mensen verwachtenop de duur dat de overheid élk probleem, hoe klein of hoe groot ook, in hun plaats oplost. Dat onrealistische verwachtingspatroon moeten politici dringend durven doorbreken.

Een overheid moet geen pleaser zijn. Een overheid moet zich terugplooien op haar kerntaken. Ze moet beslissen wat ze nog wil doen en ze moet ervoor zorgen dat ze die kerntaken goéd doet. Vandaag is de overheid als een bedrijf waar niemand echt tevreden over is. Door een aantal taken af te stoten, kan ze haar klantentevredenheid opkrikken. De overheid heeft trouwens geen andere keuze, want het is simpelweg onbetaalbaar geworden om voor elk nieuw probleem een nieuwe cheque of een nieuwe subsidie tevoorschijn te toveren.

De rekening doen kloppen

Heel wat overheden volgen nog altijd geen eigentijdse boekhoudregels. Ze kunnen nog altijd geen geconsolideerde jaarrekening voorleggen, die een totaaloverzicht geeft van de financiële situatie. De boekhouding van de overheid kan geen onafhankelijke controle doorstaan. Het is toch een beetje bizar dat voor bedrijven strengere regels en hogere standaarden gelden dan voor de overheid, terwijl die laatste met belastinggeld van burgers en bedrijven werkt.

Bedrijven die hun eigen cijfers manipuleren, gaan vroeg of laat ten onder. Denk maar aan energiereus Enron in de Verenigde Staten. Of aan Lernout & Hauspie dichter bij huis. De begroting en de overheidsschuld daarentegen wordt voortdurend opgesmukt met allerlei kunstgrepen. Dat gaat van het overnemen van pensioenfondsen van publieke instellingen (Belgacom bijvoorbeeld) en het Zilverfonds tot sale & lease back-operaties, waarbij de overheid gebouwen verkoopt en ze voor een veel hogere prijs terug huurt van de nieuwe eigenaar.

Onder druk van de Europese Unie is er al wat beterschap, maar die kunstgrepen moeten radicaal uitgeroeid worden. Burgers en bedrijven betalen in België veel belastingen. Als ze dan ook nog eens (niet geheel ten onrechte) de indruk krijgen dat de overheid hun centen niet goed en minstens niet transparant beheert, dan smelt het draagvlak weg om bij te dragen aan de samenleving. De overheid moet even streng voor zichzelf zijn als voor burgers en bedrijven. Dat is niets te veel gevraagd.

Van negen bazen naar één baas

Opeenvolgende staatshervormingen – zes stuks al ondertussen – hebben van de Belgische staatstructuur een onbegrijpelijk en onwerkbaar kluwen gemaakt. In het parlement discussiëren we voortdurend over wie nu precies bevoegd is, wie wat mag beslissen, wie met wie moet overleggen, wie allemaal groen licht moet geven voor een beslissing. Pure anarchie. Iedereen herinnert zich nog de coronacrisis, waarbij liefst negen (!) ministers van gezondheid mee aan de vergadertafel zaten. Eén land, één beleidsdomein, negen ministers. Nu ga ik zeker niet beweren dat ik in het bedrijfsleven nooit vergader met te veel mensen aan tafel, maar meestal hebben niet al die mensen dezelfde functie.

België heeft iets weg van een moederbedrijf dat door de jaren heen (via allerlei staatshervormingen) allerlei dochterondernemingen heeft zien ontstaan. Het grote verschil is alleen dat er geen hiërarchie is tussen alle dochterondernemingen en het moederbedrijf. Het moederbedrijf (de federale overheid) staat niet boven de dochters (de regio’s). Er is geen scheidsrechter die conflicten beslecht, er is geen leider die knopen doorhakt. Zo ontstaat het beeld dat iedereen bevoegd is voor alles, maar verantwoordelijk voor niets. De warrige bevoegdheidsverdeling en de talloze overlappingen zijn het gedroomde excuus om slechte beslissingen in de schoenen van een andere overheid en een andere regering te schuiven.

De Belgische financieringswet verankert de anarchie. De federale moet door verplichte indexeringen bijvoorbeeld meer geld doorstorten aan de regio’s dan ze nodig hebben om de prijsstijgingen van hun lopende verplichtingen te dekken. Zo worden die regio’s slapend rijker, terwijl de federale overheid verarmt. Nog zo’n onrechtvaardigheid is dat de federale overheid door de Europese Unie op het matje wordt geroepen – en zo nodig zelfs bestraft – wanneer de regio’s de spelregels niet volgen.

….

Crisissen als hefboom voor hervormingen

De politiek kan moeilijk met crisissen omgaan. Ze anticipeert heel weinig op voorhand. Er vallen geen stemmen te winnen met crisisvoorbereiding, integendeel zelfs. Als je een crisis kan voorkomen, dan is er per definitie niemand die het merkt want het onheil blijft uit. Als je investeert in crisispreventie en er komt geen crisis, dan kan je er donder op zeggen dat een van je concurrenten zegt dat je geld weggesmeten hebt. Daarom zijn er dus, ondanks alle beloftes en aankondigingen na een grote crisis, amper politici die zich bezighouden met vooruitdenken en anticiperen op crisissen.

Als er dan (onder andere door een gebrekkige voorbereiding) een crisis losbarst, heeft de politiek de neiging om te overcompenseren en te overreageren. Toen de coronacrisis uitbarstte, hadden we geen mondmaskers. Tijdens de crisis hebben we genoeg mondmaskers verzameld om op het einde nog 20 pandemieën te overleven. Het is  al te vaak paniekvoetbal. Zo missen we kansen om echte hervormingen door te voeren op lange termijn.

De energiecrisis was ook exemplarisch. De oorlog in Oekraïne deed ons beseffen dat we te afhankelijk waren geworden van Russisch gas. Maar eerst gingen stemmen op voor energiecheques en prijsplafonds. Na de piekprijzen herstelde de markt zichzelf en keerden we vanzelf terug naar normale prijzen, maar liefst wilde de overheid toch nog bepaalde steunmaatregelen verlengen. Burgers en bedrijven verminderden hun energieconsumptie, het aanbod van (schalie)gas uit de Verenigde Staten zorgde ervoor voor een evenwicht op de markt, en de energieprijzen daalden weer. Het debat over een grondige, fundamentele hervorming van onze energievoorziening, met een gediversifieerd aanbod van koolstofarme bronnen (inclusief nieuwe kernenergie), komt nog altijd niet echt van de grond.

Ernstige crisissen kunnen hefbomen zijn voor veranderingen en hervormingen. Winston Churchill zei al dat elke crisis een opportuniteit is. Maar dat lukt alleen met sterk leiderschap. Er moet iemand opstaan die geloofwaardig mensen kan overtuigen dat inspanningen nodig en onvermijdelijk zijn, maar dat we er op het einde van de rit wel gezamenlijk beter van worden. Bedrijfsleiders zijn daar beter in dan politici. Die laatste groep heeft een meer onzekere job. Politici vrezen dat ze het licht aan het einde van de tunnel zelf niet meer zullen meemaken. En dat ze er dus ook niet voor beloond zullen worden door de kiezers.

Echte leiders kiezen nee-schudders boven ja-knikkers

…..

Sterke ondernemers omringen zich met mensen die hen durven tegenspreken en die hen uitdagen. Zwakke leiders dulden alleen maar ja-knikkers om zich heen. Zo is dat ook in de politiek.

Wat ondernemers kunnen leren van politici

Het zou wel heel erg arrogant zijn om te beweren dat ondernemers niets kunnen opsteken van politici. Als ondernemingen de politiek iets kunnen bijbrengen, dan is dat in de omgekeerde richting ook zo. Ik heb zowel in Antwerpen als in Brussel een paar lessen geleerd die me als ondernemer of als bestuurder van pas zijn gekomen. Ze liggen misschien minder voor de hand, maar ik ben ervan overtuigd dat ondernemers die met een open geest naar de politiek kijken daar ook in hun bedrijf hun voordeel mee kunnen doen.

Algemeen belang vs eigen belang

Politici moeten het algemeen belang bewaken. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Wat is dat, het algemeen belang? Iedereen verstaat daar iets anders ons. We projecten altijd onbewust ons eigen belang op het algemeen belang. Volgens de Amerikaanse socioloog Harold Lasswell gaat politiek over het verdelen van middelen die altijd schaars zijn. ‘Wie krijgt wat, wanneer en hoe?’ Dat maakt dat de politiek altijd moet schipperen tussen verschillende belangen.

Ondernemers mogen daar best ook een beetje consequenter in zijn. Ze zijn meestal voorstander van een slanke, zuinige overheid en van een strikte begrotingsorthodoxie. Tegelijkertijd zijn ze de eersten om subsidies te vragen van diezelfde overheid wanneer de energieprijzen stijgen of wanneer een andere crisis hun bedrijf treft. Ondernemers gingen jarenlang tekeer tegen het brugpensioen. Tot ze zelf moesten besparen en de eersten waren om hun eigen medewerkers op vervroegd pensioen te sturen. Zo kan ik nog wel een paar voorbeelden opsommen. Luister naar mijn woorden, kijk niet naar mijn daden.

Ik ga hier zeker niet beweren dat politici altijd doen wat ze zeggen. Maar ondernemers zouden uit hun eigen dubbelzinnige houding wel de conclusie kunnen trekken dat politiek complexer en moeilijker is dan ze het zelf graag voorstellen. Het algemeen belang zal nooit netjes samenvallen met het eigen belang van één groep in de samenleving. Je kan niet verwachten dat de overheid zich helemaal terugtrekt wanneer ze in je weg staat en alom aanwezig is wanneer je ze plots nodig hebt.

Campagne voeren

Als ondernemer word je vaak volledig opgeslorpt door wat er in je bedrijf gebeurt. De wereld daarbuiten dreigt voor een deel aan jou voorbij te gaan. Het is alleen jouw onderneming, jouw product, jouw team dat telt. Ze zijn het epicentrum van de wereld, ze worden de maat der dingen. In de politiek krijg je inzicht in wat er in alle lagen van de samenleving gebeurt. Elk dossier, elke beslissing kadert in een brede maatschappelijke context. Je eigen perspectief wordt voortdurend uitgedaagd. Dat zorgt voor een gezonde dosis bescheidenheid.

Als ondernemer moet je rotsvast overtuigd zijn van het product of de service die je verkoopt. Maar je moet ook oppassen voor tunnelvisie. Ondernemen doe je niet op een eiland. Je product of je service moeten mee evolueren met je markt en met je klanten. Als de wereld verandert, dan moet je mee veranderen. Dat lukt alleen als je je ogen en oren voortdurend goed openhoudt.

De verkiezingscampagnes in 2000 en 2019 blijven hoogtepunten van mijn professionele en publieke leven. Je ontmoet mensen uit alle geledingen van de samenleving. Je praat met hen, maar je luistert vooral. Je probeert op te pikken wat er leeft bij al die mensen. Waar zitten ze mee? Welke noden hebben ze? Welke dromen koesteren ze? Wat verwachten ze van het leven én van de politiek?

Eigenlijk zouden ondernemers dat ook af en toe moeten doen, ‘campagne voeren’.. Niet om hun producten en diensten aan de man te brengen als reizende handelsvertegenwoordigers. Wel om hun antennes uit te steken en te voelen wat er leeft in de samenleving waar ze met hun bedrijf integraal deel van uitmaken. De meest succesvolle ondernemers zijn die ondernemers die feilloos begrijpen wat mensen nodig hebben. Er zijn ondernemers die dat blindelings aanvoelen, die dat puur op buikgevoel begrijpen waar mensen ’s nachts van wakker liggen. Dat zijn uitzonderingen. De meeste ondernemers moeten andere manieren zoeken om de connectie met de wereld buiten hun bedrijf te behouden. Waarom niet eens een marktbezoek inplannen?

Geduld is soms een schone deugd

…..

Teruggeven aan de samenleving

Je bouwt geen sociaal paradijs bouwt op een economisch kerkhof. Het is evident dat ondernemingen ook beter floreren in sterke, welvarende samenlevingen. Ondernemers zullen dus niet alleen uit puur idealisme bijdragen aan de samenleving, het is ook in hun welbegrepen eigenbelang om daar een steentje aan bij te dragen.

Dat kan je natuurlijk op veel verschillende manieren doen. Ik zie veel ondernemers die met hun bedrijf goede doelen steunen, die mentor zijn voor de oprichters van start-ups, die inspanningen leveren om kansengroepen aan de slag te helpen,… Bij meer en meer ondernemingen zit de bekommernis voor duurzaamheid en diversiteit zelfs echt in de kern van hun bedrijf. De strengere ESG-regels (Environmental, Social, Governance) dwingt ondernemingen trouwens ook om daar groeiende aandacht aan te besteden.

Ondernemers kunnen zich dus op allerlei manieren engageren voor de samenleving. Een politiek engagement kan een van die manieren zijn. Dat hoeft uiteraard geen voltijds mandaat te zijn, zoals dat van parlementslid. Ze kunnen evengoed lokaal een rol opnemen. Of lid worden van een partij en deelnemen aan de agendasetting van die partij. Het is een uitgelezen kans om mee te bouwen aan een maatschappij waar ondernemingen kunnen groeien en bloeien.