Veranderingsmanagement ook voor de Kamer zelf !
(Voorziene – maar niet uitgesproken – tussenkomst bij de bespreking van de begroting van de Kamer en de dotatiegerechtigde instellingen – nacht van 17 op 18 december 2020)
Collega’s,
Onze bevolking heeft niet alleen recht op kwalitatieve openbare dienstverlening en rechtspraak, maar ook op een performante wetgevende macht. Op de clash van ideeën, op checks and balances, op woord en wederwoord, op het controleren van de controleurs.
Een goed functionerende wetgevende macht in de trias politica kost geld. Daarom keuren we hier vandaag de rekeningen, begrotingswijzigingen en begrotingen goed van de kamer en de diverse dotatiegerechtigde instellingen.
Dit huis en de reeks dotatiegerechtigde instellingen zullen ook het volgende jaar niet tot de bedelstaf veroordeeld worden.
Wel integendeel.
De rechtstreeks van de kamer afhangende (de ‘ dotatiegerechtigde’) instellingen zullen u en mij het volgende jaar 103 miljoen euro kosten. De begroting van de Kamer klokt af op 158 miljoen, met daarbovenop nog een financiering van 32 miljoen voor de politieke partijen.
Met de kostprijs van de senaat bijgerekend (iets minder dan 40 miljoen euro) kost de federale wetgevende macht meer dan 300 miljoen.
Dat is onloochenbaar een substantieel bedrag.
Professor Overheidsfinanciën Herman Matthijs becijferde vorig jaar dat een Belgisch kamerlid 1,1 miljoen euro kost. Ter vergelijking:
– Een Nederlands Tweede Kamerlid kost 890.000 euro.
– Een lid van de Franse Assemblée Nationale 982.000 euro.
– Een lid van de Duitse Bundestag 1,6 miljoen euro.
– Een Europees parlementslid tussen 2,6 en 2,8 miljoen euro.
Uit die vergelijking kan iedereen concluderen wat hij wil.
- Dat het Belgische niveau alleen maar geld kost.
- Dat de democratie tout court geld en tijd kost.
- Ofwel dat alles moet blijven zoals het is.
- Of dat we dit systeem- met de onvolkomenheden die haar eigen zijn – stapsgewijs beter moeten maken.
Ik opteer voor het laatste en wel omwille van twee redenen.
Op een moment waarop de bevolking zware offers brengt op vlak van vrijheid van beweging, sociaal leven en economische activiteiten en wij een grote rekening doorschuiven naar de volgende generaties, moet de politiek het goede voorbeeld geven wat goed en zuinig beheer betreft om haar geloofwaardigheid te bewaren. De opdracht is derhalve : Lead by example.
Ten tweede. De coronacrisis zal achteraf gezien een versnelling van tal van maatschappelijke evoluties bewerkstelligd hebben, onder andere op het vlak van digitalisering en het nieuwe werken, op het vlak van modern organisatiemanagement tout court. Overheden hebben de neiging om bij dat soort versnellingen achterop te blijven hinken. De uitdaging is derhalve : We moeten die kloof zo snel mogelijk dichten.
In de commissie comptabiliteit hebben we grondig de begroting van de Kamer en de verschillende 12 gelieerde instellingen besproken. Ik ga die oefening niet herhalen en beperk me hier tot enkele bedenkingen.
Wat de dotatiegerechtigde instellingen betreft: de Directeur-Generaal van de diensten van de Kamer, de heer Morreel is op de vraag van de Voorzit(s)ter van de Kamer gestart aan een ronde gesprekken met de diverse instellingen, op zoek naar synergieën en besparingen. Een stap vooruit. Weliswaar laat. Maar wie weet dat de commissie voor comptabiliteit reeds einde 2017 een doorlichting bestelde bij Ernst & Young, moet vaststellen dat drie jaar verstreken zijn zonder noemenswaardige doorbraken in een betere en kostenbewustere werking van deze instellingen. Ook hier heeft de lange periode van lopende zaken geleid tot te lang ter plaatse trappelen.
Ik durf daarom nogmaals te pleiten voor een change manager die een veranderingsproces moet opstarten. Een levenslange ervaring in dit huis van traditie met een voorliefde voor omstandige procedures en langzame beslissingsprocessen , is niet noodzakelijk de ideale leerschool om veranderingsprocessen in gang te zetten en te begeleiden. We moeten tijdens deze legislatuur niet alleen een duidelijk hervormingstraject uittekenen om (a) instellingen te hergroeperen rond bepaalde taken en expertises, (b) het personeelskader te harmoniseren, te moderniseren en aantrekkelijker te maken, maar ook (c) effectief kostensynergieën realiseren via efficiënte gemeenschappelijke ondersteunende diensten.
Wat in andere overheidsorganisaties al gelukt is, moet ook hier kunnen. Met een realistische timing en concrete doelstellingen werken aan een betere, eigentijdse en kostenbewuste dienstverlening.
Hetzelfde geldt grotendeels ook voor dit huis zelf, de Kamer van Volksvertegenwoordigers
Er is duidelijk voldoende marge om ook de Kamer van Volksvertegenwoordigers beter te laten werken.
Door processen te stroomlijnen en te informatiseren.
Door kosten te besparen door de samenwerking met de senaat te maximaliseren.
En waarom niet door met andere parlementen samen te werken?
Rest er nog het ‘politieke luik’ van de kamerbegroting, met name de vergoedingen van parlementsleden en de dotaties aan de politieke partijen.
Een bekende volkswijsheid zegt: “If you pay peanuts, you get monkeys.”
Laten we eerlijk zijn. Als je het loon èn de uittredingsvergoeding van onze volksvertegenwoordigers bekijkt, kan je moeilijk van nootjes spreken. Eerder van een stevig belegde boterham.
Gelukkig kan -wat betreft de uittredingsvergoeding – ieder parlementslid uitmaken of hij hiervan gebruik maakt en uitmaken of hij de uitbetaling ervan voor zichzelf en tegenover de maatschappij kan verantwoorden.
Het is echter niet verwonderlijk dat arbeidseconoom Stijn Baert zich hierover onlangs nog zeer kritisch uitliet in Het Laatste Nieuws . Zeker in precaire coronatijden steken de verloningen en emolumenten van politici sommige mensen de ogen uit.
Is dat terecht?
Een race to the bottom is uit den boze. Voor sommige populisten zullen zelfs gratis werkende politici zakkenvullers blijven.
Anderzijds is er niets mis met kritische zelfreflectie. De afgelopen legislatuur werd de pensioenregeling aangepast. We moeten verdere stappen zetten. Ik verwijs hierbij naar de discussies over de kabinetskredieten en de medewerkers van oud-ministers. Ik ben blij dat de nieuwe secretaris voor Begroting Eva De Bleeker deze laatste punten (die een verantwoordelijkheid zijn van de regering) aan een kritisch onderzoek zal onderwerpen.
Ik ben bereid- wat betreft tot de specifieke bevoegdheden van de Kamer behoort – mee te werken om – op basis van een serene analyse -mee te de wenselijk herziening van de financiering van de politieke partijen gestalte te geven . Niet vanuit een polemiek en profileringsdrang in een wedstrijd tussen meerderheid en oppositie. Maar met het inzicht dat het wellicht aangewezen is om bepaalde parameters te herzien op basis van de reële behoeften voor een goede werking van het parlement en de politieke partijen. Dat betekent komaf maken met de opbouw van spaarpotten, waarmee sommige politieke partijen inmmiddels investeerders in en uitbaters van immobiliën worden. Dat hierbij verhuurd wordt aan overheidsinstellingen is trouwens het bewijs door het absurde dat het huidig systeem herzien moet worden.
In deze moeilijke tijden vragen we de bevolking om offers. We kunnen dat enkel geloofwaardig doen door onszelf collectief in de spiegel te bekijken. Wat de begroting en rekeningen van de Kamer en de dotatiegerechtigde instellingen betreft die vandaag ter stemming liggen, wij zullen deze – in afwachting van verder verfijning en bijsturing van structuren en mechanismes – goedkeuren.