← Terug naar alle artikels

‘Smart governement’ is niet gelijk aan ‘Big governement’, ook niet in coronatijden!

Coronadoden en beurskoersen: wat we in het eerste kwartaal van 2020 hebben meegemaakt, is een ongeziene crisis. We weten waar alles begon, maar niet hoe en wanneer het eindigen zal. En dat baart angst, want we moeten twee pandemieën tegelijkertijd bekampen: het virus én de panische angst voor de economische gevolgen ervan. Hoe we met beiden omgaan is van cruciaal belang voor de toekomstige generaties.

Eerst het goede nieuws: in tegenstelling tot landen als Italië en Spanje, houdt ons zorgsysteem stand. De dijkbreuk op de intensive care is afgewend. Het aantal tests wordt opgeschaald. Precaire tekorten van hulpgoederen, zoals mondmaskers, worden aangepakt. Om het met de woorden van viroloog Marc Van Ranst te zeggen: “We maken van een grote ramp een ramp.” De aanpak van deze crisis verdient op het gepaste moment een grondige evaluatie. Dát moment ligt in de toekomst. Wie zich nu bezondigt aan bangmakerij en het zaaien van twijfel, bewijst vooral zijn politieke ongeschiktheid. Maar daardoor mag het publieke debat uiteraard niet stilvallen. De inperking van persoonlijke vrijheden door de huidige crisis is bijzonder verregaand. Het is dan ook jammer dat sommige burgemeesters dit als een alibi hebben aangegrepen voor stoerdoenerij en profileringsdrang.

Vervolgens het minder goede nieuws: de economische impact van de coronacrisis en de effecten ervan op de overheidsbegroting. In de internationale pers genoot de tegenstelling tussen economie en volksgezondheid veel aandacht. Maar in hoeverre helpen of schaden de maatregelen de economie nu echt? De Universiteit van Chicago berekende de kostprijs van niet ingrijpen in de Verenigde Staten op acht triljoen dollar en drie miljoen doden. De huidige internationale lockdownmaatregelen zijn dus niet alleen ethisch, maar ook economisch een absolute noodzaak zolang er geen bruikbare antivirale middelen of vaccins beschikbaar zijn. Azië wijst de weg inzake uitgebreid testen en traceren van besmettingen ná de piek van de epidemie, om zo nieuwe opstoten te vermijden. Zuid-Korea en Taïwan raakten op economisch vlak relatief ongehavend uit de crisis. Hun aanpak leert ons dat we volop moeten inzetten op privacy-conforme apps en andere digitale hulpmiddelen om gezonde mensen zo snel mogelijk terug aan de slag te laten gaan. Waar wachten we nog op?

Hoe korter deze economische terugval duurt, hoe minder zwaar het economische en budgettaire herstel op termijn zal duren. Duitsland en Nederland hebben de afgelopen jaren hun overheidsfinanciën zodanig gesaneerd dat het bovenhalen van de bazooka om de economie te herlanceren redelijk pijnloos zal zijn. Niets van dit alles in België. We dreigen richting zeven procent begrotingstekort en een schuldgraad van 130 procent van het BBP teruggeworpen te worden. Met die kerncijfers moet vanaf het najaar de vergrijzing en de klimaatomslag worden aangepakt. ‘Business as usual’ is dus geen optie meer.

Dat betekent in de eerste plaats dat belastinggeld doelmatig geïnjecteerd zal moeten worden in de economie. We ervaren dan ook een economische schok. Maar die moeten we verstandig aanpakken. Het is zoals de Gentse economen Baert en Peersman eerder deze week stelden in hun paper over de economische fallout van deze crisis: een sinterklaasbeleid met een opbod aan compensaties, cheques en premies is uit den boze. Zo’n aanpak zal alleen maar diepere kraters slaan. Chronisch doodzieke bedrijven aan het staatsinfuus leggen is evenmin een optie. Laten we de fouten van de jaren ’70 en ’80 niét herhalen. Onze relancemaatregelen moeten in de eerste plaats gericht zijn op het vrijwaren van onze concurrentiepositie op internationaal vlak en moeten innovatie mogelijk te maken. Als kleine, open economie kunnen we dan ook niet anders.

Ons gewijzigde werk- en verplaatsingsgedrag van de afgelopen weken leert ons ook dat méér telewerken en een andere manier van mobiel zijn mogelijk zijn. Dit is het moment om onze arbeidswetgeving vlotter en flexibeler te maken en te zorgen voor een duurzamer mobiliteitsgedrag. Onze immense zorgsector, en alle gedreven mensen erin, bewijzen dezer dagen dat onze overheid groot is van omvang, maar ook wendbaar kan zijn. Die wendbaarheid moet nu doorsijpelen in alle andere lagen ervan. Ook de politiek zal moeten bewijzen dat ze na deze acute crisisperiode de omschakeling kan maken naar een normale bestuurlijke samenwerking, in het belang van het land en zijn burgers.

De coronacrisis levert de unieke kans om onze economie te herstructureren. ‘We kunnen het kapitalisme efficiënter doen werken en het beter inbedden in het breed maatschappelijk belang,’ stelde Mariana Mazzucato, Professor aan het University College London. De Corona-crisis betekent niet het einde van het kapitalisme, zoals sommigen ons al te graag willen doen geloven, maar een kans tot verbetering ervan. De gulle hand van de overheid in de bestrijding van deze epidemie, is echter geen vrijgeleide voor een almachtige overheid. Het overheidsbeslag bedraagt vandaag al bijna 50 procent. Net daarom moeten we des te waakzamer zijn wanneer we zien dat de rol van de overheid als deficit spender zich blijft uitbreiden. Onze opdracht bestaat er dus in volop in te zetten op een efficiënte overheid die slagkrachtig en wendbaar kan optreden door doelgericht om te gaan met de beschikbare middelen.We mogen ‘smart government’ dan ook niet verwarren met ‘big government’, zelfs niet in tijden van corona.

Christian Leysen,
Ondernemer en volksvertegenwoordiger