Noodbegroting ingediend bij EU : ‘Ceci n’est pas un budget’ (NL/FR)

Een regering die bijna een jaar in lopende zaken is dient een virtuele begroting bij Europa om toch maar in formeel orde te zijn. In het land van het surrealisme vergaderde vandaag in de Magrittezaal de commissie Financien en Begroting van het federaal parlement om het rapport van het monitoringcomité van 22 juli over de budgettaire toestand te bespreken.

Minister van Begroting Sophie Wilmes deelde mee dat zij bij de Europese Commissie een voorlopige begroting ingediend heeft met een deficit van 2.26 % van het bbp (2.13 % structureel) op basis van ongewijzigd federaal beleid en op basis van aangeleverde maar wenig coherente cijfers van gewesten en gemeenschappen. Dit betekent dat de totale overheid (federaal, sociale zekerheid, gewesten en gemeenschappen) samen bijna 5 % meer zouden uitgeven dan dat ze zouden ontvangen.

De bespreking van het rapport van het Monitoringcomité was bijzonder leerrijk.

Zo heeft Europa ons een groeinorm voor uitgaven opgelegd. Onze netto primaire uitgaven mogen maar met 1,6% per jaar stijgen. In de realiteit dreigen ze bij ongewijzigd beleid met 4,7% te stijgen voor federale staat en sociale zekerheid. Het federale niveau wordt altijd bestempeld als het familielid met het gat in zijn hand, terwijl de deelstaten hun financiën netjes op orde zeggen te hebben. De realiteit is natuurlijk anders. De bijzondere financieringswet geeft de gemeenschappen en gewesten een blanco cheque via dotaties en doorstortingen maar zonder voldoende aansporing om zuinig te besturen. Vlaanderen start met een deficit van 600 miljoen maar belooft een evenwicht in 2021, weliswaar zonder Oosterweel-investeringen. Het Waals Gewest start met 400 miljoen deficit in 2020 en hoopt in 2024 in evenwicht te geraken. Brussel houdt 472 miljoen investeringen buiten zijn zogezegde begroting in evenwicht. De Franse Gemeenschap start met 708 miljoen deficit maar vraagt nu al een flexibiliteitsclausule voor de financiering van haar onderwijs. Er zijn thans geen ernstige gesprekken lopende tussen federale en regionale overheden over wie welke verantwoordelijkheden moet opnemen om die 1,6% groeinorm te halen in het traject naar een globaal begrotingsevenwicht. De hete aardappel is doorgeschoven naar Europa: “De Hoge Raad voor Financiën heeft technische bijstand van de Europese Commissie gevraagd.”aldus het monitoringcomité.

Als nieuwbakken parlementslid word ik overspoeld door rapporten van diverse instanties (Monitoring comité, Hoge Raad van Financiën, Planbureau, Nationale Bank ), die elk met eigen berekeningen en parameters werken. In een zin samengevat: overdaad schaadt. Kunnen we het niet beter door  één instantie alle en liefst geconsolideerde cijfers laten aanleveren. Niet alleen over begrotingsevenwicht of deficit, maar ook over de balans van de nv Belgie : naast de passiva ook de activa. Bij de bespreking van de laatste voorlopige twaalfden voor 2019 vorige week kon men de totale waarde van de activa van de Regie der Gebouwen niet kwantificeren.  Een echte geconsolideerde jaarrekening zal – wellicht in bijlage – ook melding moeten maken van pensioenverplichtingen . Kortom: minder complexiteit levert meer transparantie op.

Ondertussen is het elke dag wat duidelijker dat er economisch zwaar weer op komst is.

Het begrotingsdeficit wordt voor de volgende jaren ingeschat in een vork tussen 8 en 14 miljard, maar bij elk nieuwsbericht wordt de situatie alleen maar slechter (Brexit, handels-  en andere oorlogen, conjunctuurvoorspellingen).

Het is tijd om eindelijk in gang te schieten. We hebben geen monitoringcomité nodig maar een echt directiecomité. Een federale regering met volle bevoegdheden die de hand aan de ploeg slaat. Structurele hervormingen doorvoeren om meer mensen aan de slag te krijgen om de vergrijzingskost te kunnen dragen. Werken aan een redelijk overheidsbeslag in lijn met onze buurlanden, geen zuiderse overheidsservice tegen een scandinavische kost. De diverse overheden samen verantwoordelijkheid laten nemen om de overheidsfinanciën te saneren om onze kinderen niet met de factuur op te zadelen. Dat wil zeggen werk maken van een andere financieringswet waarin begrotingsdiscipline wordt geincentiveerd. Het alternatief is blijven aanmodderen, de paraplu open trekken en de ander de schuld geven.

Publicatie als opiniestuk op 16 oktober 2019 op www.tijd.be

Vrije vertaling in het frans :

Ceci n’est pas un budget

Le gouvernement en affaires courantes depuis presqu’un an a soumis un budget virtuel à la Commission européenne dans le but d’être officiellement en ordre. Au pays du surréalisme, la Commission des Finances et du Budget du Parlement fédéral s’est réunie mardi dernier dans la salle Magritte pour discuter du rapport du Comité de monitoring du 22 juillet sur la situation budgétaire.

La Ministre fédérale du Budget, Sophie Wilmès y a confirmé qu’un projet de plan budgetaire  a été deposé auprès de la Commission européenne qui prévoit un déficit public de 2,26% du PIB (nominal 2,13%), basée sur une politique fédérale inchangée et prenant en compte les budgets dévoilés mais pas toujours cohérents par les Régions et les Communautés. Cela signifie que l’ensemble des pouvoirs publics (fédéral, sécurité sociale, Régions et Communautés) dépenseraient près de 5% de plus qu’ils ne recevraient.

La discussion sur le rapport du Comité de monitoring fut très instructive. Ainsi la Commission européenne nous a imposé une réduction de la dette. Les dépenses primaires nettes ne peuvent dépasser une augmentation de 1,6% l’an prochain.

En réalité, à politique inchangée, les dépenses de l’Etat fédéral et de la sécurité sociale risquent d’augmenter de 4,7%. Le niveau fédéral a toujours été considéré comme le membre de la famille ayant un trou dans la main, alors que les entités fédérées déclarent avoir leurs finances en ordre. La réalité bien entendu est autrement contrastée. La loi spéciale de financement donne aux Communautés et Régions un chèque en blanc sous forme de dotations et transferts, mais sans garantie de gestion efficace et engagements conforme à nos obligations européennes. La Flandre démarre la législature par un déficit de 600 millions d’euros en 2020 promettant un équilibre en 2021, et ce sans pour autant prendre en considération les investissements liés au contournement nord de la ville d’Anvers, plus connu sous le nom d’Oosterweel. La Région wallonne annonce pour 2020 un déficit de 400 millions d’euros en espérant atteindre un équilibre en 2024. Bruxelles a sorti 472 millions d’euros en investissements du calcul de son budget soi-disant en équilibre. La Communauté française débute avec un déficit de 708 millions d’euros mais demande déjà l’ajout d’une clause pour la financement  de l’enseignement. En ce moment il n’y a pas de discussions sérieuses entre les gouvernements fédéraux et régionaux quant à savoir qui devrait assumer quelles responsabilités afin d’atteindre la norme de croissance de 1,6% dans la trajectoire budgétaire vers un budget global en équilibre. La balle a été renvoyée à la Commission européenne : « Le Haut Conseil des Finances Publiques a demandé l’assistance technique de la Commission européenne », selon le Comité de monitoring.

En tant que député nouvellement élu, je suis submergé par les rapports de divers organismes (le Comité de monitoring, le Haut Conseil des Finances Publiques, le Bureau de la Planification, la Banque Nationale), tous fonctionnant avec leurs propres calculs et paramètres. Résumé en une phrase, l’excès nuit en tout (« trop is te veel »). Ne serait-il pas plus judicieux de demander à un seul organisme impartial et fiable de fournir les chiffres de préférence consolidés ? Non seulement au niveau de l’équilibre budgétaire mais également au niveau du bilan de la s.a. Belgique: outre le passif, l’actif. Par exemple, la semaine dernière, lors des discussions sur les derniers douzièmes provisoires pour 2019 il n’a pas été possible de quantifier la valeur totale des actifs de la Régie des Bâtiments. Un véritable rapport annuel consolidé  devrait – probablement en annexe – également  mentionner les obligations de pension. En bref, moins de complexité pour plus de transparence.

Entre-temps le radar économique prévoit de fortes bourrasques à venir.

Le déficit budgétaire est aujourd’hui estimé entre 8 et 14 milliards d’euros pour les années à venir, mais la situation risque d’empirer à chaque mauvaise nouvelle (le Brexit, les guerres commerciales et autres, les prévisions conjoncturelles).

Il est temps d’enfin mettre la main à la pâte. Nous n’avons pas besoin d’un Comité de monitoring mais d’un véritable comité de direction. Nous avons besoin d’un gouvernement fédéral de plein exercice qui prend les choses en main. Une équipe dirigeante qui met en œuvre des réformes structurelles pour créer des emplois afin de pouvoir supporter le coût du vieillissement de la population. Travailler sur des prélèvements publiques raisonnables conformes à ceux de nos pays voisins; pas de service public du sud au prix d’un coût scandinave. Les différentes autorités doivent assumer ensemble la responsabilité  de réorganiser les finances publiques afin d’éviter que nos enfants ne doivent payer la facture. Dès lors, il est grand temps de mettre en place une nouvelle loi de financement qui encourage la discipline budgétaire. Sinon il nous reste qu’ à continuer à patauger, d’ouvrir son parapluie et de blâmer l’autre.

(Publié sur www.lecho.be dans la rubrique Opinions le 24 octobre)