Meer intendanten en minder politici? Is Oosterweel een voorbeeld voor het klimaatdossier?
Waarom blijft de overheid in de ogen van velen (en vooral van de jongeren) in gebreke? Wat kunnen we leren van de jeugd in het klimaatdossier?
Acht weken geleden werd het klimaat opnieuw een hot topic toen duizenden jongeren die dag op straat verschenen. Voor hen heeft het klimaat voorrang op de schoolbank. Het debat ontplofte op sociale media en familiefeesten, cafés waren een gespreksonderwerp rijker, en kranten en praatprogramma’s reserveerden paginaruimte en tijd om klimaatexperts aan het woord te laten. Acht weken later prijkt het klimaatdebat nog steeds bovenaan de maatschappelijke agenda. Dat pleit voor de initiatiefnemers van Youth for Climate. Ze volharden in hun eis om actie. Maar komt die er? De Vlaamse minister-president meent alleszins dat het nodige gedaan werd.
Maar laten we eerlijk zijn. Het zijn zeker niet alleen politici die oplossingen gestalte kunnen geven. Ondernemers hebben al lang begrepen dat actie nodig is. Transportbedrijven berekenen de CO2-voetafdruk en pogen leegvrachten op de weg te vermijden. Waterstof als brandstof wordt getest in de scheepvaart. Recyclage staat hoog op de agenda van bedrijven die waardevolle grondstoffen produceren. Nieuwe ondernemingen werken aan het aftoppen van piekvragen naar energie door het verschuiven van niet-kritisch verbruik naar daluren. Geothermie en mestvergisters worden uitgetest. Ons land wemelt van bedrijven die elk op hun manier de klimaatproblematiek tackelen.
Waarom blijft in de ogen van velen – en zeker in de ogen van de jeugd – de overheid in gebreke? Ik zie daarvoor twee redenen.
Ten eerste is er het probleem van verantwoording. Inherent aan onze complexe staatsstructuur is de onduidelijkheid over wie er al dan niet bevoegd is. Zelf geloof ik evenmin in een Belgique à papa als in een Vlaamse republiek met een Vlaamse klimaatpolitiek die stopt aan de grenzen van Brussel. Los daarvan mag het duidelijk zijn dat een maatschappelijk belangrijk thema als het klimaat momenteel verloren loopt in een doolhof aan bevoegdheden, overheden en ministers.
Ten tweede zijn de antwoorden die gegeven werden op het klimaatvraagstuk te sterk beïnvloed door de hedendaagse marketing-aanpak in de politiek: je vooral onderscheiden van de rest. Het resultaat is een politiek debat dat al te vaak vervalt in een zoektocht naar perceptie in plaats van antwoorden. In die context is het haast onbegonnen werk om van het verhitte debat over te gaan naar werkbare oplossingen waar iedereen zich achter wil en kan scharen. Liever praten dan doen.
De inertie die hiervan het gevolg is, werd pijnlijk duidelijk in het debat dat volgde op het voorstel van Manu Claeys, de bezieler van stRaten-generaal, over de aanstelling van een klimaatintendant. De tegenstelling gaat daarbij zelfs al lang niet meer over de oplossingen, maar over de manier om tot die oplossingen te komen. Een week nadat de werken aan de Oosterweelverbinding van start zijn gegaan, kan ik me onmogelijk van de ironie hiervan ontdoen. Want laat het net intendant Alexander D’Hooghe zijn die de door de politiek strak aangetrokken gordiaanse Oosterweelknoop heeft ontward. Als vertegenwoordiger van Forum 2020 en door mijn samenwerking met Manu Claeys was ik een bevoorrechte getuige van de totstandkoming van dat Toekomstverbond. Het heeft mij er meer dan ooit van overtuigd dat de politieke besluitvorming uit het verleden op haar limieten botst en brede maatschappelijke besluitvorming de onvermijdelijke toekomst is.
Enerzijds omdat de burgerbewegingen die hun plaats aan de tafel opeisen ook daadwerkelijk de burger betrekken. Daardoor verhoogt de kwaliteit van de oplossingen en vergroot het draagvlak ervoor.
Anderzijds omdat het thema onttrokken wordt aan het conclaaf van (te veel) ministers en in handen komt van één persoon met een duidelijke opdracht die er in alle sereniteit aan kan werken om alle neuzen in dezelfde richting te krijgen. Gecoördineerde actie die het algemeen belang dient in plaats van het conflict. En focust op de lange termijn in plaats van de korte termijn die gevoed wordt door verkiezingskoorts.
“L’état c’est moi” van Lodewijk XIV leefde tot voor kort nog te veel in de hoofden van vele politici. Dat het primaat van de politiek niet meer zaligmakend is, heeft het Toekomstverbond Mobiliteit gelukkig duidelijk gemaakt. Als sommige politici dit nog niet begrijpen, is dat enkel een reden te meer om budget te besteden aan professionele oplossingszoekers en minder aan ministers.
Meer intendanten en minder politici? Als het niet anders kan, ja. Maar er is vooral behoefte aan meer ondernemers die de klimaatagenda mee helpen omzetten in oplossingen.