← Terug naar alle artikels

Voorzichtig omgaan met steunmaatregelen !

(Tussenkomst op 1 april 2021 naar aanleiding van 2e aanpassing van de middelenbegroting 2021)

Thans ligt een wetsontwerp ter stemming dat de covid-provisie verhoogt. Omwille van het vertraagd uitdeinen van de pandemie. Het voorziet ook in een aantal nieuwe uitgaven, ontstaan door het opnieuw verstrengen van een aantal maatregelen. 

Begrotingsdiscipline is in deze jaren bijzonder uitdagend. We hebben twee jaar geleefd met voorlopige twaalfden, de begroting 2021 moest op zeer korte tijd opgesteld worden met schaduw van de pandemie op de werktafel. De klassieke begrotingsopmaak werd door de jaren heen aangevuld met een interdepartementele provisie, met begrotingsfondsen waar de regering zelf geen controle meer heeft, en nu ook de substantiële en wederkerende corona-provisie.

Provisie is niet te verwarren met providentie. Het ene betreft een voorlopige budgettaire voorziening op basis van de – op dat moment- al dan niet nieuwe – gegevens.

Providentie betekent voorzienigheid: de eigenschap van hogere macht die alles kan voorzien en heeft voorzien. Als het niet meer over ‘God’ maar over ‘de staat’ gaat is de voorzienigheid een wellicht te ambitieuze verwachting van de burger.

Tijdens deze crisis zijn de overheden in dit land, net als in de rest van Europa, massaal in de bres gesprongen om de economie voor een harde crash te behoeden, de gezinnen koopkracht te laten behouden en ons zorgsysteem te stutten èn – liefst – alle opgelopen schade compenseren. Europa gaat wat betreft het laatste veel verder dan de andere continenten. Tal van vormen van inkomstenverlies zijn gebufferd door de overheid. En dit uitgaande van de veronderstelling dat een ‘relance’ deze buffering zal opvangen. In Azië verwacht men dat de burgers en bedrijven zelf een stuk van die buffers opvangen. In de Verenigde Staten koos men voor een krachtige injectie van middelen rechtstreeks aan de burger direct eerder dan indirect zoals wij in dit land doen via vele tussenschakels en instellingen. 


Deze tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting van 2021 bevestigt en versterkt de Europese keuze om zoveel en zo breed mogelijk ‘te compenseren’: de reissector krijgt zuurstof, artiesten worden gecompenseerd voor naburige rechten die wegvallen, de OCMW’s krijgen extra ondersteuning, net zoals het spoor en Skeyes. De geldkraan wordt breed opengedraaid. Dit is niet zonder gevaar.

Voormalig hoofdeconoom van de ECB Peter Praet zegt terecht in een interview in Knack: “Het zijn de overheden die nu de economie moeten steunen en ze geven daarvoor ook heel veel geld uit.” Maa r hij toont zich ook terecht ongerust : “In principe heb ik niks tegen méér overheidsschuld, en als je nu goedkoop kunt lenen om goede investeringen te doen, waarom niet? Maar ik ben bezorgd dat de overheden geld zullen blijven uitgeven, ook als dat niet meer nodig is. En dat ze zich dus niet verstandig zullen gedragen. Want het is niet omdat het geld gratis is, dat het ook goed wordt besteed.”

We moeten dus waken over de tijdelijkheid van dergelijke maatregelen. Het verleden leert ons dat voorlopig en tijdelijk woorden zijn met een lange houdbaarheidsdatum. De extra uitgaven van vandaag mogen niet leiden tot structurele  uitgaven morgen en nog meer overheidsschuld overmorgen. 

Want ook hierover is Praet bezorgd: “Ook de facturen van het verleden, maar ook van vandaag en morgen moeten worden betaald. Wie zal dat doen? In heel Europa ontwijken politici momenteel die vraag, want de prioriteit is om de pandemie onder controle te krijgen. Maar de vraag wie de facturen zal betalen, zal tot heftige politieke debatten leiden en grote spanningen.”

We hebben er alle belang bij om zo lang het nodig is correct ondersteuning te blijven bieden, maar geen dag te lang en zonder in excessen te belanden en oneigenlijk gebruik van corona en andere provisies en fondsen te tolereren. 

Mevrouw de secretaris, uw rol is dan ook essentieel en de goedkeuring van deze provisie is … een vertrouwensmandaat aan U om hierover te weken met steun van de Vice-Premier Van Quickenborne en Premier De Croo.

Tegelijk is het essentieel om een geloofwaardig traject uit te tekenen voor een budgettair herstel. Ik pleit hierbij niet voor extreme budgettaire austeriteit, wel voor redelijkheid maar ook en vooral daadkracht en moed keuzes te maken.

Econoom Gert Peersman stelt het vandaag zo in Trends: “Je kunt ook saneren door meer te investeren en te hervormen. Het gaat om de klassiekers: de arbeidsmarkt en de pensioenen hervormen en extra overheidsinvesteringen doen.” Enkel zo kunnen we de economische motor terug op gang brengen. 

Het Europese relancegeld gaat ook een extra stimulus geven, maar er ligt nog huiswerk op de plank. 

Ten eerste omdat nog aan het Bundesverfassungsgericht in Karlsruhe het relancefonds antwoorden moeten geleverd worden.

Ten tweede omdat de Belgische regering haar ingediende voorstellen moet herzien.

Ten derde omdat die Europese middelen slechts homeopathie zijn indien we de kwalen van onze Belgische economie niet doeltreffend aanpakken.

Ik besluit.

Laten we de voorzienigheid van onze overheid met realisme omkaderen, en dit zo ook durven communiceren. Laten we ons niet meeslepen door het korte termijn denken door alle verwachtingen om te zetten in budgettaire provisies. 

Door eenmalige covid-uitgaven niet te beschouwen als voorafnames van toekomstige structurele uitgaven die ons budgettair nog verder achteruit zetten.

Laten we onverwijld werk maken van de noodzakelijke en onvermijdelijke structurele hervormingen.

Enkel dan kunnen we ook ten volle inzetten op de veerkracht van burgers en bedrijven. 

Zij zijn het die uiteindelijk de toekomst en de welvaart van dit land zullen creëren. 

In die geest steunt onze fractie de voorliggende wijzigingen van de uitgavenbegroting 2021goedkeuren.