Wie heeft echt de macht in dit land ?
Uitteksel uit mijn boek ‘Burgerdienst in de Wetstraat’ (Pelckmans)
Wie heeft echt de macht?
Al in mijn tijd in de Antwerpse gemeenteraad viel het me op dat politici veel meer macht wordt toegedicht dan ze in werkelijkheid hebben. Dat was in het parlement niet anders. Zelfs ministers hebben minder macht dan de meeste mensen denken. Of dan ze zélf denken. Dat is geen Belgisch fenomeen, het is een evolutie die we overal ter wereld zien. In een geglobaliseerde wereld spelen krachten waar verkozen machthebbers maar moeilijk vat op krijgen.
‘The next superpower isn’t who you think.’ Dat was de prikkelende titel van een TED-talk van de Amerikaanse politicoloog Ian Bremmer. Hij beschreef hoe naast een militaire wereldorde (waar de Amerikanen dominant zijn) en een economische wereldorde (die multipolair is geworden) ook een digitale wereldorde is gegroeid. De Amerikaanse GAFAM-bedrijven (Google, Amazon, Facebook, Apple en Microsoft) en hun Chinese tegenhangers BATX (Baidu, Alibaba, Tencent en Xiaomi) zijn echte superpowers geworden. Veel van die techbedrijven zijn pas ontstaan in deze eeuw, maar ze zijn in recordtijd machtiger geworden dan landen en regeringen.
Digitale supermachten
De nieuwe ‘digitale wereldorde’ bepaalt vandaag al hoe wij denken en hoe wij handelen. Ze hebben massaal toegang tot onze persoonlijke data. De doorbraak van artificiële intelligentie maakt de invloed van technologie op onze levens en onze samenleving alleen maar groter. Technologie bepaalt meer dan gelijk welke regering de toekomst. Sterker zelfs, technologie bepaalt in extreme gevallen zelfs wié zal regeren en met welke agenda. Dat is niet zomaar een doemscenario, het is helaas al realiteit. Fake news en online propaganda uit vooral Rusland speelde onder andere een rol in het Brexit-referendum en de verkiezingsoverwinning van Donald Trump.
Daarom is het onder controle houden van de digitale wereldorde de grote uitdaging. Overheden moeten met een nieuwe bescheidenheid hun opdracht herdefiniëren. Ze moeten niet alles kost wat kost zelf willen doen en oplossen. Ideeën mogen gerust elders hun oorsprong vinden. Regeringen en in mindere mate parlementen zijn één onderdeel in het radarwerk dat samenlevingen en economieën doet draaien. Wat ze wel moeten doen is een kader creëren waarin burgers baas kunnen blijven over hun eigen denken en handelen. Dat betekent tegengas geven aan te grote en te machtige bedrijven. Zeker als die in het tijdperk van artificiële intelligentie beslissingen laten nemen door algoritmes en de menselijke component steeds vaker uitschakelen.
In Europa lijken we dat stilaan begrepen te hebben. De Europese Unie legt de grote techreuzen wel strikte regels op om onze privacy en onze persoonlijke informatie beter te beschermen. De Amerikanen volgen voor een keer de Europese aanpak, niet andersom. Maar het blijft een moeilijk evenwicht tussen het stimuleren van ondernemerschap en innovatie aan de ene kant, en het onder controle houden van té machtige bedrijven aan de andere kant.
Lobbyisten en subsidiebombardementen
Het zijn trouwens niet alleen de grote techbedrijven die druk uitoefenen op politici en beslissingen proberen te beïnvloeden in hun voordeel. Alleen al in en rond de Europese instellingen zijn evenveel lobbyisten aan de slag dan er Europese ambtenaren zijn. Men schat hun aantal op 25.000. Ook rond de kabinetten, de parlementen en zelfs de gemeentehuizen zwermen lobbyisten van sectoren en bedrijven. ‘Lobbyen’ heeft een slechte reputatie, terwijl belangenverdediging op zich uiteraard helemaal niet slecht is. Iedereen heeft het recht zijn belangen te verdedigen, zeker tegenover een sterke en grote overheid. Als parlementslid krijg je voortdurend documenten en rapporten opgestuurd. Die zijn natuurlijk vaak gekleurd, maar ze laten je wel toe om je goed te informeren over een dossier en een totaalbeeld te krijgen van alle standpunten en belangen. Ik ga ook naar debatten en lunch zelfs met bedrijfsleiders, beroepsorganisaties en andere belangengroepen. Dat is leerrijk, want zo krijg je verschillende elementen mee in een debat.
Het wordt pas problematisch als bepaalde sectoren of privé-ondernemingen de politieke beslissingsnemers overvleugelen en naar hun hand zetten. De politiek kan onmogelijk voor iederéén goed doen, ook al creëren we die illusie soms hier in België. Het is de taak van parlementen en regeringen om vaak tegengestelde particuliere belangen tegen elkaar af te wegen. Maar als één sector of één bedrijf te veel invloed heeft op die afweging, dan is dat niet gezond.
Als net verkozen parlementslid bezocht ik de landbouwbeurs in Libramont, de grootste van ons land én de jaarlijkse hoogmis voor de landbouwsector. Ik zal nooit vergeten dat ik out of the blue werd aangesproken als iemand die zich voorstelde als een vertegenwoordig van de farmaceutische sector. Hij liet me verstaan dat de politiek niet aan de fiscale voordelen voor de farmasector mocht raken, want dan zouden de farmabedrijven hun boeltje pakken en verhuizen naar elders in Europa. Ik wist niet goed wat me overkwam. Ik had niet de minste intentie om die voordelen aan te kaarten, ik weet goed genoeg hoe belangrijk de innovatieve farmabedrijven zijn voor ons land. Ik had er ook helemaal niets over te zeggen. Toch vond die man het nodig om me af te dreigen.
Het is die lobbying die zowel op Europees niveau (waar het nog erger is) en op Belgisch en Vlaams niveau heeft geleid tot een wirwar aan regels en gunstmaatregelen, vaak op maat van één sector of zelfs één bedrijf.
Zo bleek het enthousiasme van de Minister van Energie om als eerste een ‘waterstofwet’ goed te keuren zo groot dat ze de rechten negeerde van spelers die al jarenlang in het transport van waterstof hadden geïnvesteerd en niet zomaar hun activiteiten wilden overdragen aan één monopolist. Die monopolist wordt wellicht netbeheerder Fluxys. In het dossier van de tax shelter voor de gamingindustrie was het dan weer de Minister van Financiën die federale subsidies verleende aan een economisch rendabele sector, die bovendien onder de bevoegdheid van de regio’s valt. De belastingbetaler geeft dus geld cadeau aan een sector die goed boert en helemaal geen belastinggeld nodig heeft.
Regeringen en parlementen moeten vaak balanceren op een slappe koord. Wanneer mondiale multinationals investeringsplannen hebben, gaan ze vaak shoppen tussen verschillende landen. Ze spelen die landen tegen elkaar uit en laten hen tegen elkaar op bieden. Ze investeren in het land waar ze het minste belastingen moeten betalen. Wat moeten politici dan doen? Langs de ene kant levert zo’n investering heel wat jobs op. Langs de andere kant benadeel je kleinere ondernemingen die niét op dezelfde voordelen kunnen rekenen. Kies je dan voor de jobs of voor het gelijk speelveld? De Amerikaanse president Joe Biden deelt met zijn Inflation Reduction Act (IRA) massaal subsidies uit voor investeringen in de energietransitie. Moet Europa die bedrijven dan maar naar de VS laten gaan, of moet het meestappen in een subsidiebombardement?
Die dilemma’s geven duidelijk aan wie nu echt de macht heeft. Zelfs als ze perfect binnen de lijntjes kleuren, wegen grote bedrijven en machtige lobby’s heel zwaar door op politieke beslissingen.
Staat binnen de staat
In België zie je nog een ander fenomeen. Je hebt allerlei commissies, comités, raden, adviesgroepen en andere tussenstructuren. Vaak onbekend, meestal onzichtbaar, maar wel machtig. “Zonder dat iemand het doorhad, zijn het medebeslissers geworden. Ze hebben buitenproportioneel veel macht”, schreef gewezen staatssecretaris Philippe De Backer in zijn boek over de coronacrisis. Hij noemt die structuren ‘een staat binnen de staat’.
Ik ben zelf ook op zo’n comité gebotst. Mijn echtgenote is medeoprichter van de vzw Caring Hat. In samenwerking met de Brusselse hoedenmaakster Fabienne Delvigne wil die vzw kankerpatiënten met een aangepast hoofddeksel (dat kan een hoed zijn, maar bijvoorbeeld ook een sjaal) een alternatief aanbieden voor pruiken. Een ziekenhuisstudie toont immers dat een derde van alle vrouwelijke kankerpatiënten geen pruik wensen of er simpelweg geen verdragen. Een hoed is niet alleen een esthetische oplossing, maar kan ook het moreel van de patiëntes een boost geven. Het hoofddeksel, of het nu een pruik of iets anders is, kan een groot effect hebben op de eigenwaarde van kankerpatiënten.
He RIZIV vergoedt echter alleen pruiken, voor een bedrag tussen 180 en 270 euro. Een derde van de kankerpatiënten valt dus uit de boot. Samen met mijn Open Vld-collega Robby De Caluwé diende ik daarom een wetsvoorstel in om kankerpatiënten die hun haar verliezen de keuze te laten tussen de terugbetaling van een pruik of een aangepast hoofddeksel, zoals een hoed. Het is een voorstel waar je onmogelijk tegen kan zijn, dachten we. Je helpt niet alleen kankerpatiënten, het is ook budgetneutraal. Er komen niet plots méér patiënten in aanmerking van terugbetaling, een deel van de patiënten die voordien een pruik terugbetaald kreeg, zou nu gewoon een hoed terugbetaald krijgen. De middelen blijven dezelfde, ze worden alleen iets anders verdeeld.
Ons wetsvoorstel raakte maar niet op de agenda van de commissie. De wetsontwerpen van de regering hebben prioriteit, daarom bleef de terugbetaling van de hoofddeksels onderaan de stapel te behandelen voorstellen liggen. We besloten het over een andere boeg te gooien. Waarom niet rechtstreeks vragen aan Frank Vandenbroucke, de minister van Volksgezondheid, om de terugbetaling mee te nemen in een van de gebundelde wetsontwerpen ‘diverse bepalingen’ die hij regelmatig indient? Dat is een overkoepelende wet die allerlei kleinere wetten bundelt.
De minister maakt er werk van, belooft hij. ‘Nog even geduld’, krijg ik medio 2022 te horen. Het ontwerp moet nog langs het RIZIV (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsuitkering) passeren, dat over de terugbetalingen beslist. Er is nog groen licht nodig twee commissies binnen het RIZIV. Na nog eens een jaar wachten, komt net na de zomer van 2023 bericht dat die commissies goedkeuring geven voor een terugbetaling tot 25 euro. Geen 180 tot 270 euro, zoals voor pruiken, maar een aalmoes van 25 euro. Een belediging voor kankerpatiënten.
We kaartten de beslissing aan bij de minister, die een nieuw Koninklijk Besluit met een verhoogde terugbetaling opnieuw in de pijplijn steekt. Tweede keer, goede keer dan maar? Voor alle duidelijkheid: vandaag beheert het RIZIV zo’n 40 miljard euro, daarvan gaat 1,2 miljoen euro naar de terugbetaling van pruiken. We probeerden ook bij het RIZIV de verantwoordelijken te pakken te krijgen, om hun beweegredenen voor het belachelijk lage bedrag te kennen. Het kostte ons heel wat moeite om daar iemand te spreken.
Moraal van het verhaal: in de sociale zekerheid ligt de beslissingsmacht niet bij de minister of de regering. Wel bij allerlei commissies en andere instanties, waar artsen, mutualiteiten en vakbonden democratische beslissingen kunnen tegenhouden of overrulen.
Wie heeft écht de macht?
Naschrift :
Na verder getouwtrek en wat extra gegenereerde persaandacht beslist RIZIV uiteindelijk toch een terugbetaling van hoofddeksels ten belope van 120 euro (ter vervanging van een terugbetaling van een pruik ten belope van 180 of 270 euro) ’toe te staan’. Een wijziging van de wet blijkt voor hen dan toch opeens nodig. Dit gebeurt op de valreepp van de ontbinding van het parlement in mei 2024. Het nodige koninklijk besluit van de Minister kan zo uitgevaardigd worden in juni 2024.
Lees ook : https://christianleysen.be/over-de-macht-van-riziv-en-hoofddeksels-voor-alopecia-patienten/