Twee jaar lopende zaken: wat was de prijs en welke lessen trekken we er uit?
(Tussenkomst tijdens bespreking begroting 2021 en het verslag hieromtrent door het Rekenhof op 25 november)
De opmerkingen van het Rekenhof zijn terecht en kunnen we uiteraard niet in de wind slaan. Opmerkingen over de opbouw van de begroting zelf – ik denk aan het gebruik van interdepartementele provisie – en omtrent een tijdige omzetting van een beleidsmaatregelen van het regeerakkoord (zoals de 600 miljoen EUR besparingen op de personeel) en werkingskredieten van de departementen, de inkomsten van de effectentaks (we wachten immers nog op een concreet advies van de Raad van State), de omzetting van de Europese richtlijn inzake e-commerce, de digitataks en dergelijke meer waardoor er nog veel onduidelijkheid heerst.
Het spreekt voor zich dat het als Parlement onze taak is om continue waakzaamheid aan de dag te leggen.
Deze regering heeft haar mandaat aangevat tijdens de opstart van de tweede golf, met als eerste prioriteit het bestrijden van de corona-crisis. Daarnaast hebben we een moeilijke erfenis van een lang interregnum na de val van de regering Michel waardoor het parlement gedurende een periode de budgettaire pedalen volledig kwijt was.
Ik wil duidelijk mijn steun verlenen en de oproepen aan de bevoegde ministers om zo snel mogelijk werk te maken van de werkpunten zoals aangehaald door het Rekenhof. Echter, ik twijfel er niet aan wil van de regering om in haar zware opdracht te slagen. Vanzelfsprekend impliceert dit dat ook een zekere hoeveelheid tijd nodig is. Realisme ook: voorspellingen zijn steeds moeilijk, en zeker als het over de toekomst gaat.
In het verleden werd te veel de fout gemaakt om snel ondoordachte wetgeving te implementeren waardoor de hele regelgeving op los zand kwam te staan en uiteraard de bijhorende inkomsten. Beter werk maken van doordachte reglementering die houdt snijdt, ook al vraagt dit tijd. Van de oppositie zou ik op zijn minst willen vragen om het voordeel van de tijd tot inwerken te gunnen.
Mijn vraag aan het Rekenhof: hebt U een zicht, een berekening wat de kostprijs van het interregnum was tussen twee volwaardige regeringen? In concreto van de maatregelen met recurrente kosten genomen tijdens die periode, zowel deze op initiatief van het parlement als deze op initiatief van de superkern?
Daarnaast: Wat is de impact geweest van het ontbreken van een coherent begrotingsbeleid en meer nog, welke lessen kunnen we hieruit trekken voor de toekomst? Bovendien lijkt het me ook nuttig om hieromtrent een ‘managementletter’ – na audit zoals in het bedrijfsleven gebeurt – te vragen aan het Rekenhof.
Tot slot vraag noteerde ik het ontbreken van een meerjarenplanning van de deelstaten. Zou het mogelijk zijn om deze van de staatssecretaris te ontvangen van zodra die beschikbaar is alsook het advies van het Rekenhof hieromtrent? Deze meerjarenplanning moet een eerste beeld geven over de wijze hoe we ons terug op een haalbaar begrotingspad kunnen begeven.