Het relaas van een ondernemer in de politiek
Burgerdienst in de Wetstraat – Christian Leysen. Pelckmans 2024 – 24,50 euro.
Paperback ISBN 978-94-6337-998-4.
Te koop in de betere boekhandel in uw buurt of digitaal via ( klik ) :
‘Zonder na te trappen, maar met een in de politiek zelden geziene openhartigheid.’
Rik Van Cauwelaert, journalist, De Tijd
‘Bijzonder vlot leesbare, realistische inkijk in hoe politiek werkt en waarom we er allemaal aan moeten deelnemen.’
Manu Claeys, schrijver, oprichter van stRaten-Generaal
‘Een ontdekkingstocht door de vaak onpeilbare Wetstraat en wat er op het spel staat.’
Geert Noels, oprichter van Econopolis
Ondernemer Christian Leysen maakte in de herfst van zijn professionele loopbaan de switch van de bedrijfswereld naar de politiek. Hij voelde zich als atypische politicus een beetje ‘Kuifje in het parlement’: nieuwsgierig en verwonderd, zonder naïef te zijn. Die vier jaar in het parlement waren in zijn beleving een soort burgerdienst. Nu het einde van de legislatuur in zicht is, neemt hij de lezer mee achter de schermen van de Wetstraat. Waarom is ondernemen en politiek een moeilijk huwelijk en wat kunnen ze van elkaar leren? Waarom heeft de politiek meer grijze konijnen nodig? En hoe maak je er weer een ‘verheven’ opdracht van
Christian Leysen richtte het ICT-bedrijf Xylos op, verwierf als derde generatie weer de controle van het familiebedrijf Ahlers en was als bestuurder actief in zowel publieke als beursgenoteerde ondernemingen. Hij trok mee aan de kar van het maatschappelijk verantwoord ondernemen en stak zijn nek uit in het Oosterweeldossier. In 2019 werd hij verkozen als Kamerlid voor Open Vld.
Enkele pagina’s kan je al lezen :
Waarom stapt een 64-jarige ondernemer in de herfst van zijn professionele loopbaan in de politiek? Ik had er een mooie carrière opzitten, mijn kinderen staan al een tijdje stevig op hun eigen benen. Ik heb die stap na een gevulde professionele carrière van bijna 45 jaar financieel ook niet nodig. Ik kon de rest van mijn dagen rustig onder een boom in de tuin doorbrengen. Of, nog beter, al schilderend in mijn atelier. Waarom heb ik er dan toch voor gekozen om nog vijf jaar naar het parlement te trekken? Die vraag ligt aan de basis van dit boek.
Politiek staat dezer dagen niet geweldig hoog aangeschreven. Zelfs mijn eigen vrouw heeft het tegen mij soms over ‘jullie, politici…’. Veel van mijn vrienden laten me regelmatig weten dat het ‘moedig is dat je dit wil doen’. Ze zeggen dat met een blik vol medelijden, alsof ik naar het oorlogsfront trek. Om maar te zeggen dat politiek in 2019 al niet bovenaan het lijstje met droomberoepen stond. Maar zoals de Fransen zo mooi zeggen: ‘Si tous les dégoûtés s’en vont il reste les dégoûtants.’ Politiek is te belangrijk om aan ‘de anderen’ over te laten. Ik ben al mijn hele leven een fervente verdediger van politiek en van de meeste politici. Plots deed de kans zich voor om die woorden dan maar eens in de praktijk te brengen.
Politiek heeft me altijd gefascineerd. In mei ’68 had ik hoogoplopende discussies met mijn vader omdat ik als 13-jarige begrip had voor de jongeren die in Parijs auto’s in brand staken. Later volgde ik gepassioneerd de debatten in de aanloop naar de Franse presidentsverkiezingen. Democratie op z’n best, met kandidaten die heerlijk welbespraakt en vol vuur elkaars ideeën bekampten. Als student was ik voorzitter van de Solvay Kring aan de VUB en nadien van de overkoepelende studentenvereniging het Brussels Studentengenootschap. Ik heb maatschappelijk engagement met de paplepel meegekregen. ‘Als je veel kansen krijgt in het leven moet je ook iets teruggeven’, peperden mijn ouders me in.
Aan het begin van de eeuw had ik al een paar jaar in de Antwerpse gemeenteraad gezeteld. Ik was aan dat avontuur begonnen met de typische Sturm und Drang van de ondernemer, maar ik ben er met mijn hoofd tegen de muur geknald. De handdoek in de ring gooien, zit echter niet in mijn aard. Ik heb uit die vroege Antwerpse ervaring lessen getrokken en ben met meer realistische verwachtingen en meer ervaring in de politieke geplogenheden aan mijn tweede politieke episode begonnen.
Een pasteur explorateur heeft mijn echtgenote me eens genoemd. Het engagement van de pasteur, de nieuwsgierigheid van de explorateur. Het is waarschijnlijk die combinatie die me (opnieuw) naar de politiek heeft geduwd. Ik was 64, maar mijn drive om nieuwe horizonten op te zoeken, was nog springlevend. Ik ben er ook van overtuigd dat onze samenleving mensen veel te vroeg afschrijft. Ik had nog geen zin om op pensioen te gaan. In het parlement kon ik bezig blijven en kon ik samenwerken met de jongere generaties. Je leest vaak hoe snel politici verouderen door hun veeleisende, tijdrovende job. Bij mij was het omgekeerd. De politiek was mijn verjongingskuur.
Ik weet dat de meeste politici dat zeggen, maar – met de hand op het hart – ik had geen ambitie om een hoofdrol te spelen in de campagne. Ik was zelfs helemaal niet van plan om verkozen te raken en naar het parlement te trekken. In de politiek kan het heel snel keren.
Op 1 januari 2019 had ik de dagelijkse leiding van mijn bedrijf Ahlers doorgegeven aan mijn opvolger Stefan Van Doorslaer. Hij was er helemaal klaar voor en ik ook. Ik was niet van plan om als voorzitter van de raad van bestuur voor schoonmoeder te spelen. Ik had andere plannen. Op aanraden van voormalig Antwerps burgemeester Patrick Janssens had ik me een paar jaar voordien aan de kunstacademie ingeschreven als student Beeldende Kunsten. Eindelijk zou ik tijd hebben om me helemaal op mijn nieuwe passie te storten. Het schilderen zou mij behoeden voor het zwarte gat waar zoveel ondernemers in vallen.
Politiek bekleedde op dat moment maar een bijrolletje in mijn leven. Ik had al meer dan vijftien jaar geen mandaat meer bekleed sinds ik in 2003 uit de Antwerpse gemeenteraad was gestapt. Ik ben altijd een liberaal in hart en nieren gebleven, en ik ben Open Vld altijd een warm hart blijven toedragen. Ik steunde de partij tijdens verkiezingscampagnes, zeker de jongerenbewegingen. Jongeren moeten kritische klankborden zijn die hun moederpartij op een opbouwende manier uitdagen. Die rol heb ik ook zelf opgenomen. Dat is me niet altijd in dank afgenomen. In 2009 richtte ik mee het Forum Mobiliteit Antwerpen 2020 op, om samen met de actiegroepen alternatieven te zoeken voor de originele plannen voor de Oosterweelverbinding van de Vlaamse Regering. Zwaargewichten als toenmalig minister Dirk Van Mechelen hebben toen een half jaar niet tegen mij gesproken.
Maar zand erover, dat was in 2019 al lang vergeven en vergeten. De partij stond voor belangrijke verkiezingen, ik had de handen vrij, het kriebelde om mee mijn schouders onder de campagne te zetten. Op de nieuwjaarsreceptie van Open Vld, in Kanal – Centre Pompidou in Brussel liet ik weten aan voorzitster Gwendolyn Rutten en staatssecretaris Philippe De Backer dat ik beschikbaar was om de partij te steunen bij de parlementsverkiezingen. Philippe was als enige liberale Antwerpenaar in de federale regering de gedoodverfde lijsttrekker voor de Kamer, ik opperde dat ik de lijst gerust wilde duwen. Ik leerde hem kennen als jongerenvoorzitter van de Open VLD en het heeft steeds geklikt tussen ons. De naam zegt het zelf: de lijstduwer staat op de laatste plaats op de kieslijst en wil vooral de andere kandidaten op de lijst een duwtje in de rug geven. De lijstduwer heeft niet de ambitie om zelf nog verkozen te worden, maar wil vooral de partij extra stemmen opleveren. Daarom is de lijstduwer meestal een bekende naam die wel een belletje doet rinkelen bij de kiezer. Ik dacht dat ik wel binnen dat profiel paste.
Zoals ik al schreef: in de politiek kan het snel keren. Een week later, op de dag dat Open Vld de lijsttrekkers zou voorstellen, liet Philippe De Backer de partij weten dat hij uit de politiek zou stappen. Hij wilde terugkeren naar de privésector. Als bio-ingenieur was hij altijd een beetje een atypische politicus geweest: razend intelligent, maar hij is geen tafelspringer en mist de profileringsdrang die je (jammer genoeg) nodig hebt om mee te draaien aan de absolute top. Philippe haakte af, de partij moest last minute op zoek naar een nieuwe lijsttrekker voor de Kamer.
Een paar dagen later werd de beste vriendin van mijn vrouw begraven. Na de plechtigheid kreeg ik een telefoontje van Gwendolyn Rutten. Of ik bereid was om de lijst te trekken? Mijn hoofd stond er even niet naar, ik vroeg een dag bedenktijd. De volgende dag belde ik haar terug: ja, ik was beschikbaar. Gwendolyn moest mijn naam eerst nog wel voorleggen aan het partijbestuur, antwoordde ze. En ze was toch ook een beetje bezorgd over haar stokpaardje, de genderpariteit. Bart Somers zou de Vlaamse lijst trekken, dus eigenlijk had Gwendolyn haar zinnen gezet op een vrouwelijke lijsttrekker voor de Kamer. Daar zocht de partij al maanden naar. Na een week windstilte kreeg ik bevestiging: de voorzitster had geen vrouwelijk wit konijn uit haar hoge hoed getoverd. Het zou dus een mannelijk grijs konijn worden.
Op 14 februari vond mijn voorstelling als lijsttrekker plaats. Samen met Philippe De Backer gaf ik een persconferentie op het partijhoofdkwartier in de Melsensstraat (de M34 in partijjargon). Het was niet echt mijn moment de gloire. Ik was onwennig in de setting en ik vond moeilijk de juiste woorden in de interviews achteraf. Dat was ook journalisten niet ontgaan.
14 februari is natuurlijk ook Valentijnsdag. Mijn lijsttrekkerschap was niet bepaald het perfecte Valentijnscadeau voor mijn vrouw Brigitte. Drie maanden campagne, had ik haar gezegd, en daarna was het gedaan met de overvolle agenda. Dan zou mijn professionele leven een paar versnellingen lager schakelen en zou een nieuw hoofdstuk in ons leven beginnen. Die drie maanden campagne zouden hoogstwaarschijnlijk drie maanden + vijf jaar worden. Als lijsttrekker ben je zo goed als zeker verkozen. Dat Gwendolyn Rutten haar had verteld dat een lijsttrekker tijdens de campagne altijd en overal beschikbaar moet zijn, hielp ook niet echt.
Na de persconferentie vertrok ik met mijn zonen Denis en Patrick op vijfdaagse reis naar India. We combineerden een zakelijke trip met een beetje ontspanning en cultuur. Voorafgaand aan mijn professionele afspraken in Delhi en Mumbai, maakten we een indrukwekkende rouwceremonie mee op de oevers van de Ganges, met een rituele verbranding. In ons hotel in Benares ontpopten mijn zonen zich al meteen tot campagnestrategen. Ze maakten grafische profielen van ‘target’ kiezers waarop ik me moest richten.
Om eender welke kiezer te overtuigen, heb je uiteraard eerst een verhaal nodig. Een wervende boodschap. ‘Wie wil vooruitgaan, moet kunnen vooruitgaan’, werd het centrale statement in mijn campagnefolder. Dé liberale gedachte bij uitstek, als je het mij vraagt. Wij, mensen, hebben allemaal de drang om vooruit te gaan in het leven. De overheid moet die vooruitgang een zetje geven, zonder ons handje vast te houden en ons leven stap voor stap uit te stippelen. Vandaag werpt ze onderweg te veel obstakels op die onze vooruitgang afremmen. Ik zag drie actiepunten om het terrein te effenen voor mensen die vooruit willen gaan:
- Meer gezond verstand en meer ondernemerschap in de politiek.
- Minder wetten en regels, maar betere wetten en regels.
- Een overheid die enkel doet wat ze moet doen én dat ook goed doet.