← Terug naar alle artikels

Echt hervormen betekent vier werven tegelijk aanpakken

(Uittreksel uit ‘Burgerdienst in de Wetstraat‘ : over fiscale hervorming, kerntaken, sociale zekerheid en de bijzondere financieringswet)

Als we onze kinderen en kleinkinderen niet willen achterlaten met een land dat virtueel failliet is, moeten we weg van onze Belgische traditie van pappen en nathouden. Dan moeten we durven hervormen, op vier fundamentele domeinen tegelijk :

Een (echte) fiscale hervorming

We moeten eindelijk werk maken van een fiscale hervorming. Die is nodig om onze economie zuurstof te geven én om meer mensen aan het werk te krijgen. De federale regering heeft de ambitie om de werkzaamheidsgraad in België omhoog te krijgen naar 80 procent. We zitten vandaag vast in een vicieuze cirkel. Om onze uitdagingen betaalbaar te houden en om de begroting op orde te krijgen, moeten er meer mensen werken. Maar ons fiscaal systeem belast arbeid zo zwaar dat het werken vandaag ontmoedigt in plaats van aanmoedigt. We straffen mensen financieel af als ze aan de slag gaan. Voor de lagere lonen geldt vaak dat niet werken aantrekkelijker is dan wel werken. Dat kan natuurlijk onmogelijk te bedoeling zijn.

Minister van Financiën Vincent Van Peteghem deed een bescheiden, maar verdienstelijke openingszet voor een fiscale hervorming. Ik zeg ‘bescheiden’, omdat het niet ging om een echte belastingverlaging. Om de lasten op arbeid te verlagen, gingen er andere lasten omhoog en kregen de regio’s zelf minder doorstortingen. Dat laatste had als gevolg dat het overheidsdeficit, inclusief dat van de regio’s, verder zou stijgen. Het was dus zeker geen diepgaande hervorming die ook de overheidsuitgaven durfde aanpakken. Het gevolg was een stellingenoorlog, waarbij zelfs een kleine fiscale hervorming van 2 miljard euro niet haalbaar bleek.

We kunnen blijven schuifelen met twee stappen vooruit en één achteruit, maar we kunnen stilaan niet langer om een échte, grondige fiscale hervorming heen. Het is essentieel om de totale fiscale druk te laten zakken. De druk op arbeid moet absoluut omlaag. Die belastingverlaging op arbeid kunnen we voor een stuk compenseren door allerlei gunstregimes af te schaffen en kan mee gefinancierd worden door de minimumbelasting voor multinationals. Daar zal heel wat verzet tegen komen, maar dan moet de regering voor een keer voet bij stuk houden en niet zwichten voor de chantage van machtige lobby’s.

Maar de fiscale hervorming mag géén vestzak-broekzakoperatie worden. De lagere lasten op arbeid maar gedeeltelijk worden gecompenseerd door andere belastingen en door te wieden in gunstregimes. Het andere deel moét komen van verdere responsabilisering van de regio’s, het beperken van de transfers naar de sociale zekerheid, het afromen van het vet op de soep in de gezondheidszorg en het drastisch afbouwen van de gunstregimes in de pensioenen. Anders blijven we eeuwig rommelen in de marge.

Ook belangrijk: we moeten in onze fiscaliteit af van het conflictmodel tussen de burger en de belastingadministratie. Ik diende in het parlement een voorstel van resolutie in om de rechten van belastingplichtigen te versterken. We moeten van een conflictmodel naar een samenwerkingsmodel. Dat zal de appetijt bij de burger vergroten om zich voluit achter een fiscale hervorming te scharen.

Alleen geld uitgeven aan kerntaken

De tomeloze uitgavendrift en de zoektocht naar fiscale shortcuts hebben geleid tot een land met een uit haar oevers getreden overheid. Tegenover een belastingdruk die tot de hoogste van Europa behoort, zet die overheid maar een middelmatige dienstverlening. Niet toevallig een periode die beheerst werd door debatten over nog maar eens een nieuwe staatshervorming. Terwijl het stelselmatig uitkleden van de federale overheid ten voordele van de deelstaten dus niet tot een beter werkende staat leidde. We moeten ons overheidsbeslag omlaag krijgen tot op het niveau van onze buurlanden en we moeten de productiviteit van de overheidsdiensten verder opkrikken. Zodat de belastingbetaler waar voor zijn geld krijgt.

De verschillende regeringen én parlementen in dit land moeten eindelijk een echt kerntakendebat voeren. Wat doet de overheid nog? Wat doet ze niet? Dat is een aartsmoeilijk debat: wat voor de ene essentieel is, zal voor de andere overbodig zijn, en omgekeerd. Maar het is een debat dat we niet langer uit de weg kunnen gaan. Ik zie hier een belangrijke opdracht voor het parlement. Terwijl de regeringen vaak opgeslorpt worden door crisissen en andere dagdagelijkse beslommeringen, kunnen de parlementsleden diepgaander debatteren over de kerntaken van de overheid. Ze kunnen over de grenzen tussen partijen en ideologieën op zoek gaan naar gedeelde grond.

Greep krijgen op het budget van de sociale zekerheid

De sociale zekerheid in ons land beschikt vandaag over een grotere begroting dan de federale overheid. De 132 miljard euro jaarlijkse uitgaven worden slechts voor 76 miljard gedekt door eigen inkomsten, zodat de federale regering 48 miljard moest bijpassen in 2023. De sociale zekerheid is een vlag die vele ladingen dekt: pensioenen, ziektezorg, werkloosheids- en andere sociale uitkeringen, tijdskrediet en andere thematische verloven,… Een sterke sociale zekerheid is een pijler van onze welvaartsstaat: burgers en bedrijven dragen eraan bij in de wetenschap dat ze zelf ook op een vangnet kunnen rekenen als ze met grote pech geconfronteerd worden.

Het probleem is niet dat we veel geld uitgeven aan onze sociale zekerheid. Het probleem is dat we niet weten of dat geld wel optimaal besteed wordt, omdat de regering en het parlement amper zicht heeft op de complexe geldstromen binnen die sociale zekerheid. De federale overheid moet op het einde van de rit wel de tekorten bijpassen, maar heeft geen invloed op de besteding van dat gigantische miljardenbudget. Ze tekent eigenlijk een blanco cheque. Als we onze begroting en onze schuld onder controle willen houden, dan moeten we ook meer greep krijgen op het budget van de sociale zekerheid.

Dat houdt ook in dat we iedereen die meedraait in het systeem responsabiliseren om slim en zuinig met de middelen voor sociale zekerheid om te gaan. Er zijn bijvoorbeeld amper landen die minder geld uitgeven aan preventie in de gezondheidszorg, terwijl we wel gigantisch veel geld besteden aan onze gezondheidszorg. Kort samengevat: we geven veel geld uit aan het behandelen van fysieke en mentale gezondheidsproblemen, maar amper aan het voorkomen ervan. Beeld je eens in hoeveel geld we op het einde van de rit zouden uitsparen door meer te investeren in preventie?

Het is natuurlijk maar een anekdote, maar mijn kinesist (die ook een opleiding accupunctuur volgde in China) vertelde me dat artsen in veel Chinese steden vergoed werden in functie van de gezondheid van de bevolking. Ze beheren elk een wijk of een buurt. De gezondheidstoestand van de inwoners wordt gemonitord. Gaat die erop vooruit, dan krijgen de artsen meer middelen. Zo stimuleert China aandacht voor preventie. Wij zetten voorzichtige stappen richting meer preventie, door bijvoorbeeld de wijgezondheidscentra te financieren per patiënt en niet per consult. Maar voorwaarde één voor een echte omwenteling is natuurlijk dat we weten waar we vandaag geld aan besteden en wat dat geld concreet opbrengt. In de gezondheidszorg hebben we daar twee keer het raden naar.

De bijzondere financieringswet aanpassen

De Bijzondere Financieringswet uit 1989 bepaalt hoe de Belgische deelstaten inkomen verwerven om hun bevoegdheden te kunnen uitoefenen. De Bijzondere Financieringswet werd gedurende verschillende staatshervormingen aangepast, waarbij de fiscale autonomie van de deelstaten doorheen de tijd sterk toenam. De bijzondere financieringswet zuigt de federale kas langzaam maar zeker leeg, terwijl ze de deelstaten slapend rijk maakt. Overdrachten zijn onderhevig aan automatische indexatie.  Ze voelen geen enkele motivatie om zuinig met hun budgetten om te springen. Europa heeft alleen begrotingsregels voor landen, niet voor regio’s en deelstaatregeringen. Die moeten zich dus nooit verantwoorden voor hun begrotingen. Het is niet meer houdbaar dat de deelstaatregeringen afspraken gewoon naast zich neerleggen en de federale staat de rekening presenteren. Iedereen moet mee in het bad.