← Terug naar alle artikels

‘Lead by example’ : overheidsuitgaven beperken betekent ook besparen op de werking van het parlement zelf (NL/FR)

De politiek moet zelf offers brengen, als ze diean de bevolking verlangt
(publicatie in De Tijd van 18 juli – in ietwat verkorte versie)

Wie geroepen is om mee te onderhandelen over nieuwe regeringsprogramma’s, hoort nu luid en duidelijk wat al lang voor 9 juni duidelijk was: ’s lands begrotingen kleuren bloedrood. Er moet worden bespaard en het zal pijn doen. De modale belastingbetaler zal – willen of niet – mee het gat moeten dichtrijden. Vooraleer nieuwe belastingen aan te kondigen, zou de politiek en ook het parlementn zelf best eerst in de spiegel kijken. ‘Leading by exemple’ is een principe dat ondernemers terecht huldigen.

Het begin van een nieuwe legislatuur is altijd een moment van vernieuwing en hoop.Een propere lei en de teller op nul. Niet evident in het België van 2024. Corona en een energiecrisis bezweren met een centrumregering heeft zijn prijs gehad. Om de Europese strafbank wegens buitensporig begrotingstekort te vermijden wenkt een saneringsoperatie van 27 miljard euro en moeten de Brussel en Wallonië aan de budgettaire noodrem trekken. Een afgrond wenkt. De jaren ’90 van de vorige eeuw lijken terug van weggeweest.

150 nieuwe kamerleden worden deze week beëdigd. Zij zullen er mee over moeten waken dat België zich de volgende jaren op begrotingsvlak herpakt. Om dat te doen is er natuurlijk een regeerakkoord en een werkbare meerderheid nodig, maar niets belet de nieuwe volksvertegenwoordigers om nu àl aan de slag te gaan met de begroting van haar eigen instelling.  Ook het lijden van de Senaat moet niet nodeloos gerekt te worden. Nieuwe afspraken maken over onkostenvergoedingen en het inperken van de win for life genaamd uittredingsvergoeding (nota bene, niemand verplicht je die op te nemen, dat heb ik dan ook niet gedaan als 69-jarige). En voor alle duidelijkheid:  parlementsleden verdienen fatsoenlijk te worden verloond, maar de excessen moeten eruit.

Maar er is ook een minder mediatiek maar even belangrijk debat. De Kamer van Volksvertegenwoordigers kost ons allemaal jaarlijks bijna 200 miljoen euro. Met dat geld worden de parlementsleden betaald, maar het dient ook om het parlementsgebouw te onderhouden en de meer dan 600 vaste personeelsleden te verlonen. Ook een reeks instellingen zoals het Rekenhof, het Grondwettelijk Hof en de Comité’s P en I hangen af van de Kamer. De werking en de personeelslast van de 800 medewerkers daarvan kosten iets meer dan 130 miljoen. Het gaat dus om veel centen.Veel toegewijde medewerkers schragen wel degelijk onze democratie. Ze zien toe op de opmaak van onze wetten en vrijwaren onze grondrechten. Maar worden ze allemaal goed ingezet en worden ze goed geleid ? Daar schort het alleszins wat betreft het Parlement zelf.

De manier waarop Kamer en Senaat worden gerund schiet schromelijk tekort. Terwijl moderne managementprincipes in vele overheden hun intrede deden, is men in het Paleis der Natie in sommige sommige opzichten de tijd van ‘De Collega’s’ nog niet vergeten. Te veel oubollige regeltjes en het achterblijven van moderne beheerstechnieken beletten efficiëntiewinsten en betere werkprocessen. Zo werkt men nog steeds met een eenvoudige kasboekhouding en mankeert elke vorm van strategische meerjarenplanning.

De politieke verantwoordelijkheid is collectief. Zowel meerderheid als minderheid zetelen in de bestuursorganen. De versnippering van bevoegdheden over diverse bestuursorganen verschaft tevens de bestuurders paraplu’s om open te trekken, maar belet een brede kijk op wat er zich binnen de organisatie afspeelt.

Deze gang van zaken verklaart dat het tot de aanstelling van een nieuwe directeur boekhouding duurde tot de pensioenbom in maart 2023 barstte. Zijn voorgangster, pas gepromoveerd tot hoofd van de hele administratie verdween na de bekendmaking op ziekteverlof, vooraleer op vervroegd pensioen te mogen vertrekken. Verschillende topambtenaren verschaften zichzelf buiten de reguliere boekhouding om torenhoge onwettelijke pensioenbonussen. Hierdoor kwamen ook een aantal gewezen Kamervoorzitters omwille van hun – weliswaar formeel goedgekeurd – pensioen onder vuur te ik liggen. Nadien volgde een proces-audit van het Rekenhof die op een beleefde manier brandhout maakte van de manier van werken in de Kamer. Kleine stappen werden ingezet, maar nu moet men hervormen ten gronde.

Er is dus véél meer nodig dan krantenkoppen over het loon van parlementsleden. Het moet ook gaan over de werking van de instellingen en de kostprijs ervan. Over hoe die instellingen beter kunnen gemanaged worden. Ik pleit daarom voor een duidelijke scheiding van als het ‘politiek’ en ‘ambtelijk bestuur’ van het Parlement Door bekwame onafhankelijke bestuurders mee op te nemen in een raad van bestuur van de instellingen en te werken met een benoemings- en een auditcomité voor het ambtelijk bestuur. Enkel zo is een cultuuromslag mogelijk in het huis van de democratie.

Onze overheden staan voor forse besparingen en wellicht nieuwe belastingen. De politiek èn parlement zelf moeten het goede voorbeeld geven als het van de bevolking verlangt om nieuwe offers te brengen. Leiden door zelf het voorbeeld te geven. Uitstellen kan niet langer !

Christian Leysen

Ondernemer, auteur van  ‘Burgerdienst in de Wetstraat’ over de  voorbije vijf jaar als liberaal federaal parlementslid

Lees ook :

Les élus devraient faire eux-mêmes des sacrifices avant d’en exiger des citoyens 

(publication dans LaLibre du 17 juillet 2024)

Ceux qui sont appelés à négocier les nouveaux accords de gouvernement entendent maintenant haut et fort ce qui se murmurait avant le 9 juin : les budgets du pays sont teintés de rouge sang. Il faut faire des économies et cela va faire mal. Le contribuable moyen devra aider à combler l’écart budgétaire – qu’il le veuille ou non. Avant d’annoncer de nouvelles taxes, nos élu(e)s feraient bien de se regarder dans le miroir et être prêts à faire des sacrifices eux-mêmes. ‘Leading by exemple’ est une principe de management qui doit servir comme exemple.  

Normalement, le début d’une nouvelle législature est  un moment de renouveau et d’espoir. On fait table rase du passé et les compteurs sont remis à zéro. Tout cela n’est pas possible dans la Belgique de 2024. Le gouvernement centriste avec un Parti socialiste qui boycotté les réformes nécessaires peut regarder en arrière sur une gestion de crise plutôt réussie (la pandémie et la crise énergétique), mais à quel prix ? Un déficit qui a continué à grimper. Pour éviter les pénalités infligées par la Banque centrale européenne en cas de déficits budgétaires excessifs, une opération d’assainissement de 27 milliards d’euros s’impose et Bruxelles et la Wallonie doivent tirer le frein d’urgence budgétaire. Le gouffre est devant nous, les années 1990 semblent être de retour. 

150 nouveaux députés ibt prêté serment. Il leur faudra veiller à ce que la Belgique redresse son budget dans les années à venir. Pour ce faire, il faut bien sûr un accord de coalition et une majorité viable, mais rien n’empêche les nouveaux députés de se mettre au travail dès à présent afin de réorganiser leur propre administration et ne pas prolonger inutilement la souffrance d’un Sénat sans réelle valeur ajoutée. Pour revoir dès maintenant des procedures sur le remboursement des frais et mettre un frein à l’allocation de l’indemnités de sortie fort généreuses (que les députés ne sont pas obligés à demander, et que j’ai d’ailleurs refusée ayant 69 ans et entré au Parlement à 64). Que ce soit clair : les députés méritent d’être payés décemment, mais des anomalies et des excès doivent être supprimés. 

En même temps il existe un autre débat, moins médiatisé mais tout aussi important. La Chambre des représentants nous coûte à tous près de 200 millions d’euros par an. Cet argent sert à payer les parlementaires, mais aussi à entretenir le bâtiment du Parlement et à rémunérer les plus de 600 membres du personnel permanent. Une série d’institutions telles que la Cour des comptes, la Cour constitutionnelle et les comités P et I dépendent également de la Chambre. Les frais de fonctionnement et de personnel de ces 800 salariés s’élèvent à un peu plus de 130 millions d’euros par an. Il s’agit donc d’une somme considérable pour le Parlement en tant que tel. Des fonctionnaires et employés dévoués soutiennent certainement notre démocratie. Ils supervisent l’élaboration de nos lois et protègent nos droits fondamentaux. Mais sont-ils tous correctement déployés et gérés ? C’est là que le bât blesse. 

La manière dont la Chambre et le Sénat sont gérées n’est absolument pas adéquate. Alors que les principes de gestion moderne ont été introduits dans de nombreuses institutions publiques, le ‘Palais de la Nation’ est, à bien des égards, resté bloqué au dans le passé avec un fonctionnement bureaucratique. Trop de règles sont obsolètes. Le retard pris dans l’application des techniques de gestion modernes empêche tout gain d’efficacité et l’amélioration des processus de travail. On y travaille encore avec une comptabilité de caisse simple et sans aucune forme de planification stratégique pluriannuelle. 

La responsabilité politique est collective. Les membres de la majorité et de l’opposition siègent ensemble dans les organes administratifs. La dispersion des compétences parmi ces différents organes offre une certaine protection aux fonctionnaires dirigeants, mais empêche d’avoir une vue d’ensemble et un contrôle efficiate de ce qui se passe au sein de l’organisation. 

Cette situation explique pourquoi il a fallu attendre la nomination d’un nouveau directeur comptable pour que l’affaire des pensions éclate en mars 2023. Le prédécesseur, nouvellement promu à la tête de toute l’administration, a disparu en congé de maladie après l’annonce, avant d’être autorisé à partir en retraite anticipée. Plusieurs hauts fonctionnaires se sont octroyés des suppléments de pension exorbitants et illégaux en dehors de la comptabilité régulière. Un certain nombre d’anciens présidents de la Chambre des représentants ont été mis en cause en raison de leurs pensions, bien que formellement octroyés. Il s’en est suivi un audit par la Cour des comptes, qui a dressé un état des lieux désastreux de la manière dont les finances de la Chambre sont tenues. 

Il faudra bien plus que les gros titres sur la rémunération des députés. Il faut aussi parler du fonctionnement des institutions et de leur coût, de la façon dont ces institutions pourraient être mieux gérées. Je plaide dès lors pour un séparation des instances dirigeantes du Parlement entre la fonction “politique” de la fonction “gestion”. Il faudrait pour cela recruter instaurer pour la seconde fonction un conseil d’administration mixte  d’administreurs issu de la politiques et administrateurs indépendants experimentés et d’installer un comité de nomination et d’audit. 

C’est la seule voie pour amorcer le tournant de gouvernance  trop longtemps différé dans la maison de la démocratie. 

Nos gouvernements devront faire des économies importantes et peut-être recourir à de nouveaux impôts. La classe politique doit elle-même montrer l’exemple alors qu’elle s’apprête à exiger du public de nouveaux sacrifices. Ne nous faisons pas d’illusions. De bonnes intentions et du ‘wishful thinking’ ne suffiront pas. Le parlement lui-même doit donner l’exemple ! 

Christian Leysen 

Entrepreneur et auteur de “Burgerdienst in de Wetstraat” ou il relate les cinq dernières années en tant que député fédéral libéral.