Thomas Piketty : een foute ideologie …
(Speaking notes gedachtenwisseling Thomas Piketty – 9 februari 2021. Kortere tekst uitgesproken in het Frans)
Met zijn twee boeken ‘Kapitaal in de 21e eeuw’ en ‘Kapitaal en Ideologie’ heeft Thomas Piketty de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd in het internationale debat over ongelijkheid in de samenleving en de rol van de overheid. Het is een buitenkans dat we het gesprek hierover verder kunnen voeren in het kader van het debat over eerlijke fiscaliteit.
Over uw laatste boek verklaarde U vorig jaar: ‘Iedereen mag daar zijn eigen conclusies uit trekken, als mensen maar beseffen dat er altijd verschillende oplossingen bestaan om problemen als ongelijkheid op te lossen.’ Dat is inderdaad zo, en het zal u niet verbazen dat ik als liberaal uw probleemstelling en de oplossingen die u voorstelt niet deel.
In uw werken maakt u gebruik van indrukwekkend grote hoeveelheden data. Ik laat de discussie over de methodlogie en de bewijskracht van uw stellingen even terzijde. Alleen ontbreken in ieder geval data uit België. Als we recente data over ongelijkheid in België erbij nemen merken we dat het met die ongelijkheid in België nog wel meevalt. Onze Ginicoëfficient rangschikt ons bij de minst ongelijke landen van Europa . Volgens Eurostat is was er in 2019 een armoederisico van 3,8%, het laagste in Europa na Finland en Tsjechië. Ik wil daarmee allerminst gezegd hebben dat België het aards paradijs is, maar het is ook geen 21e eeuwse nachtwakersstaat. The Economist schreef terecht: “It is hard not to conclude that, deep down, mister Piketty believes the worth of a society is measured by its Gini coefficient alone. For all his flair and learning, tat is a mistaken ideology.”
Ik ben het ook niet eens met uw premisse dat de rente op kapitaal steeds groter is dan de economische groei, waaruit u afleidt dat de ongelijkheid daardoor automatisch stijgt. U onderschat de impact van de factor waardeverminderingen, die in onze door innovatie en disrupties gedreven economie een steeds grotere rol speelt. U onderschat naar mijn mening ook de component vastgoed in deze berekeningen.
Als het gaat over bevorderen van meritocratie en het vergroten van de opwaartse sociale mobiliteit wordt al te vaak voorbijgegaan aan de rol die de overheid nu al speelt. Hier en in onze buurlanden steeg het overheidsbeslag en de inkomensherverdeling vanaf 1945 gestaag. De toegang tot het hoger onderwijs werd gedemocratiseerd, al is de schooluitval nog te hoog en werkt het nog onvoldoende als motor van sociale vooruitgang.
Ons land torst een fiscale druk van meer dan 50% van het BBP en een overheidsschuld die richting 118% BBP tendeert. Binnen die centrale plaats die de overheid als herverdeler in de economie heeft ingenomen, is veel ruimte voor verbetering. Het probleem is niet dat de overheid te weinig belastingen int, het probleem van dit land is dat burgers voor hun belastingen te weinig terugkrijgen.
Alle problemen zullen dus niet opgelost worden door de invoering van een rijkentaks. Dat is zelfs géén ‘fausse bonne idée’, maar gewoon een heel slecht idee. Steeds wordt vertrokken uit de gedachte dat mensen die een vermogen hebben opgebouwd gewoon geluk hebben gehad. In een interview onderbouwde u die these door te verwijzen naar Russische oligarchen. Welnu, in dit land vormt een weefsel van kleine en middelgrote ondernemers die zich zeven dagen op zeven uit de naad werken de basis van de welvaart. Zij kunnen die welvaart vergroten als we markten minder afschermen en onze arbeidsmarkt flexibeler maken. Het is spijtig dat velen vervreemd zijn geraakt van de rol van ondernemers en investeerders bij de welvaartscreatie.
Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat we onze fiscaliteit niet moeten hervormen. Maar dan moeten we spreken over verschuivingen en vereenvoudigingen die ondernemerschap en initiatief niet fnuiken. Een rijkentaks of vermogensbelasting hoort daar niet bij. De reparatie van de Zweedse effectenbijdrage zoals dit afgesproken is in het regeerakkoord was al een belangrijke stap voorwaarts. Nu komt het eropaan om te hervormen om onze activiteitsgraad op te krikken naar 80%. Dat kan door eindelijk onze arbeidsmarkt flexibeler te maken.
En door in de loop van de volgende jaren fiscale koterijen af te breken, want heldere fiscaliteit is ook eerlijke fiscaliteit.
Ik ben trouwens fan van de uitspraak van de voormalige Franse socialistische Onderwijsminister Claude Allègre omtrent goed en efficient bestuur: ‘l’état doit être fort, flexible et mince’. Vandaag gaat men echter in al te veel landen richting ‘faible, inefficace en obèse’.
Een rechtvaardige fiscaliteit betekent immers ook dat de inkomsten van de overheid efficient en verantwoord worden besteed. Dat moet onze eerste opdracht zijn !